Versterkingen uit de wikingentijd

Dit is een herwerking van het artikel 'Van heuvel tot kasteel' dat aansluit op Deel 4 Denen, nummer10 Danewerken, nummer 1 Ringwalburgen uit mijn boek over de wikingen op p. 132-138.

Ringwalburgen

Ringwalburgen in West-Europa lagen liefst op een verhoogd terrein. In het grondplan van zo'n walburg kunnen we dikwijls nu nog de concentrische grensringen herkennen. Aan de buitenkant groef men een gracht en met de grond daarvan hoopte men binnenin een wal op. De gracht kon droog of vol water zijn. Een houten palissade zorgde meestal voor een nog betere verdediging. De bouwwerken hadden één toegangspoort, waarbij men eerst over de gracht moest. Bij de grote ringwalburgen langs de kust waren er vier doorgangen, met houten paden verbonden. Voorlopers kunnen de rijsbanken zijn geweest, (vlottende) eilanden langs de kust of de rivieren, opgehoogd met twijgen, takken, biezen en riet ter verdediging.

Waren die ringwalburgen vlucht- of woonburgen? Waarschijnlijk allebei. Het staat vast dat er binnen de ringen perioden waren met bewoning. De grootste ringburgen konden een grote groep mensen – zoals een sibbe – herbergen, maar vele andere ringen hadden maar plaats voor een kleine groep, een gezin bv. of een groep bewakers. Vooral die grotere ringwalburgen doen vermoeden dat een hele groep mensen verdediging zocht binnen de aarden berm. Die burgen langs de kusten en aan de mondingen van de rivieren lagen in de buurt van belangrijke handels- en bestuurscentra en stamden ten minste uit de tijd van conflicten met de wikingen. De inwoners moeten gevaren hebben zien aankomen. De conflicten en de daaropvolgende veroveringen waren een aanwijzing voor het bouwen van die verdedigingen.

Het tijdperk van de Scaldingi valt samen met de bouw van de ringwalburgen. De aanvallers die altijd maar de grenzen verlegden waren niet de oorspronkelijke inwoners. Misschien waren de burgen een antwoord op interne conflicten en Frankische invallen die over macht en heerschappij gingen en die uiteindelijk uitmondden in een verhuis van leiders van de Scaldingi en de Russen naar andere plaatsen in Europa omdat ze zich niet wilden of konden aanpassen aan de nieuwe (Frankische) leiders. Het waren de Franken die alle gewesten in West-Europa veroverden. Het blijft verwonderlijk dat de Franken zelf voor de zogezegd invallende wikingen altijd – of alleen maar – konden vermelden dat ze van over zee kwamen, wat een gemakkelijke uitvlucht was om mensen aan te duiden die in het moerasgebied van de zee woonden. Zo logen ze natuurlijk nooit. Meestal namen de Franken de macht over op de belangrijkste burgen en zien we op die oude ringen en mottes woonplaatsen verschijnen van graven, baronnen of burgheren die in het feodale systeem pasten. Bestaan er bewijzen van kerken die zijn vernield op die burgen of mottes? Niet echt, maar van stichtingen na de veroveringen des te meer! Vernielingen binnen die stichtingen gebeurden dan (begrijpelijk) weer wel. De christelijke Miracula Sancti Bertini (1098-1140) uit Vlaanderen hebben het over het oprichten van castella recens facta (recent gebouwde versterkingen) om zich te beschermen tegen de invallen van de Noormannen. Maar als die Noormannen ('Denen', Saksen, Friezen...) daar woonden en alles gebeurde op gezag van de graaf van Vlaanderen, dan moeten we vermoeden dat het de graaf was die de heidenen verdreef om zijn positie als recente territoriale vorst veilig te stellen. Het moeten dan de heidenen zijn geweest die zich verdedigden en het moeten de christenen zijn geweest die zich na hun overwinningen vestigden met die castella recens facta waarbij ze de oude versterkingen verbouwden en herinrichtten. Karel de Grote stelde na de verovering al direct regels op over de nieuw te bouwen versterkingen. Grootgrondbezitters mochten een huis bouwen als versterking, omgeven door een gracht die niet dieper en breder was dan een man zonder hulpmiddelen tot stand kon brengen. De grachtgrond mocht worden gebruikt om een wal op te werpen met een houten palissade bovenop, maar een ruiter moest over de palissade kunnen kijken. Opgehoogde versterkingen kregen vanaf nu o.a. de benaming 'motte'.1 We mogen veronderstellen en besluiten dat het niet de bedoeling was om nog grote ringwalburgen te bouwen.

Ringwalburgen waren de eerste verdedigingsbouwwerken die men vanop zee tegenkwam. Zij waren goede uitvalbasissen en belangrijke werken om aanvallen op te vangen. Hier moest men de vijand tegen kunnen houden om de hele streek te vrijwaren of kon men bij verliezende conflicten vlug verdwijnen op zee. Hier speelde de angst voor het verlies van de vrijheid een grote rol. Het is niet onlogisch dat de ringen groot en sterk werden gebouwd.2

De conventionele 'wikingplaag' was volgens mij eerder een 'Frankenplaag' die op het einde van de negende eeuw leidde tot de bezetting van een aantal burgen, walburgen en mottes. Niet alleen langs de Vlaams-Zeeuwse kust, maar ook dieper in het binnenland. Burgerlijke nederzettingen binnen de versterkingen werden vooral gebouwd vanaf de tiende eeuw. Het waren houten gebouwen in rijen met wanden van plaggen of lemen vlechtwerkmuren. De zo ontstane versterkte dorpen verloren hun functie van verdediging en de samenleving groeide verder ernaast of in de buurt. Zo werden de ringen ook omgebouwd- en overbouwd, waardoor ze ook vergeten raakten of alleen nog uit de ligging van de straten te herkennen vielen.

Het blijft spannend om uit te zoeken waar al dat gevlucht volk dat plaats moest maken voor de (christelijke) Franken dan wel naartoe was. Hier worden de verhalen belangrijk die vertellen over het wijken naar alle windstreken van de denen/Denen, Saksen, Friezen, noordmannen, wikingen, enz. Hier kan bv. de Noord-Europese samenleving zijn oorsprong zoeken. Het is o.a. in het noorden – met de aanlandende zuiderlingen – dat nieuwe, identieke grote ringwalburgen zouden worden gebouwd. Maar Noord-Europa zou zich uiteindelijk ook aanpassen aan de (christelijke) regimes van het zuiden. En de vorsten uit het noorden bleven lange tijd contacten hebben met de vorsten uit het zuiden. Het was toch allemaal (verre) familie. Daarbij ontdekten ze dat het ook kon lonen om mee te doen binnen de Frankische maatschappij. De West-Europese feodaliteit werd niet te lang bestreden. Door het doopsel was men wiking af en tegelijk klaar om op te klimmen binnen de kringen van de nieuwe machthebbers.

 

Scandinavië:

In het noorden zijn er ringwalburgen te Aggersborg, Borgeby, Trelleborg (Slagelse en Skåne), Fyrkat en Nonnebakken. In 2014 vond men nog een nieuwe burg te Vallø, waarschijnlijk gebouwd tussen 900 en 1000. Soms wordt daar 'trelleborg' als soortnaam gebruikt voor alle burgen in Denemarken en legt men het etymologisch uit als slavenburg of palenburg, van thrall, trael (slaaf) of trel/trelle (houten paal). Denkend aan West-Europa kan het woord ook ringburg betekenen, want een tril (trille, tridele, *tridle) betekent in het Middelnederlands een schijf of cirkel.

 

Borgring

De foto toont een ringwalburg die is gevonden te Borgring in Denemarken, gebouwd rond 975–980 tijdens de regering van Harald Blauwtand.3

 

Aggersborg

De ringwalburg Aggersborg bevindt zich in het noorden van Jutland, waarschijnlijk rond 980 gebouwd, onder de leiding van Sven Gaffel- of Vorkbaard, zoon van Harald Blauwtand en vader van Knoet de Grote. De ring heeft een doorsnede van 240m.
 

 

Normandië-Bretagne:

Camp de Péran (Plédran)

Het ovalen kamp van 134 naar 110 m ligt op 9 km ten zuidwesten van Saint Brieuc in de Côtes d'Armor van Bretagne en dateert al van de tweede eeuw voor Christus. De versterking van 1 hectare diende als een verdedigingsplaats op 160m hoogte met uitzicht op de vallei van de Urn, een kleine rivier die door Plédran stroomt. Men kan er nu nog twee grachten en een wal met verglaasde stenen ontdekken.

Opgravingen laten vermoeden dat de plaats ook door wikingen werd bewoond tot zij door Alain Barbetorte rond 930 uit Bretagne werden verdreven. De Franken vochten dus tegen de wikingen in de versterking, zoals men vocht tegen de wikingen in de ringwalburgen. De site werd vernield maar de gevonden resten vertellen ons dat er zowel krijgslieden als plattelandsmensen hebben verbleven. Onder het puin vond men ijzerbeslag voor pony's, stijgbeugels, zwaarden, kaarden en restjes van wollen stoffen. De vondst van een zilveren munt uit 905-925 gelijkend aan die uit York en een ketel die gelijkt op de ketel van Groix versterken de hypothese dat er eens noordelingen woonden. De verglaasde stenen muur kan een getuige zijn van vernielingen, maar eveneens wijzen op een bepaalde manier van construeren.4

 

Ringwal van Péran op GoogleMaps.

 

 

 

 

Engeland:

Te Thynhowe in het Sherwood Forest bevond zich een ringvormige ontmoetingsplaats voor wikingen.5

De plaats is bekend als Thinghowe rond 1300 en ligt op de Hanger Hill bij Budby. Warsop, Edwinstowe en aan de rand van het Birkland bos.

Thynghowe betekent 'ding-hoge', wat kan worden begrepen als een vergaderplaats voor wikingen. Het ding was de algemene vergadering van de stamleden waar over van alles werd gedebatteerd, waar vetes zoveel mogelijk op een vreedzame manier werd afgehandeld, waar recht werd gesproken, waar nieuwe wetten werden opgesteld, enz... 

Tien jaar geleden had men de plaats al eens onderzocht. Een aantal zaken verdienen zeker onze aandacht: de dingheuvel op 96 m hoogte, met daarop de 'rechtspraak-cirkel' die dateert uit de Middeleeuwen of Saksische tijden. De cirkel heeft een diameter tussen 75 en 77,5 m. Men vond er potketelstenen en -keien die door de wikingen werden gebruikt om water op te koken. De stenen moeten buiten de ring zijn opgewarmd. De brochure (zie onderaan de tekst) gebruikt ook de term 'wapentake' en suggereert dat het hier misschien wel over de Wapentake van Bassetlaw kan gaan. Duidelijker West-Europees kan niet meer: De wapentake was precies zoals het woord het zegt: het taken van de wapens. 'To take' is een Engels ww, maar 'taken' is ook een oud Vlaams werkwoord voor nemen, grijpen of pakken. De wapentake was het moment waarop men weer zijn wapens kon nemen die men niet mocht gebruiken tijdens het ding. Wapentakes kwamen ook voor als aparte vergaderingen in open lucht in verband met het (ver)kopen van goederen. Het woord wapentake is nooit gekend geweest in Scandinavië.

Overal waar wikingen zaten, vond men dingplaatsen. Budby (Butebi in 1086; buiten-bij, dicht bij de ring? buiten-bu, buitenbuurt?) in de buurt heeft alvast ook zijn noordelijke naam mee. Verder vond men twee mogelijke haarden en enkele grensstenen voor Warsop, Edwinstowe en Birkland. Uit dezelfde tijd stamt ook een sloot op de grens van Warsop en Edwinstowe.

 

Thynghowe op GoogleMaps

 

Verwerkte kaart (bron, voetnoot 5 )

Nederland:

Zeeland heeft zeker vijf en met Kloetinge wellicht zes ringwalburgen. Toch mogen we er volgens monumentenzorg Nederland6 nog enkele kandidaten bijdenken. Zij sommen volgende ringwalburgen op: Oost-Souburg, Oostburg, Middelburg, Domburg, Burgh, Kloetinge, Maasland, Naaldwijk, Rijnsburg, Velserburg, Oudburg.

Bij de aanleg van een burg was in eerste instantie geen sprake van permanente bewoning. De burgen dateren allemaal van iets voor 900 toen de Deense bewoners zich organiseerden voor de zich uitbreidende conflicten met het Frankische rijk. Domburg lijkt een halve eeuw ouder te zijn dan de andere ringen. Dat de burgen niet door de Franken zijn aangelegd mag worden verondersteld, want van de aanleg zelf van die burgen (de manier waarop) is in Frankische bronnen niets te lezen. Alleen de Vita Winnoci7 noemt graaf Boudewijn II van Vlaanderen rond 891 een 'bouwer van burgen', wat kan staan voor bouwen op en in de burgen of het bouwen van nieuwe (kleinere) burgen. Het valt vooral op dat de Franken die oude plaatsen heel vlug bezetten, inrichtten en er een Frankisch machtscentrum van maakten.

Al vanaf 807 waren er collaborerende 'noordelijke mannen' te vinden aan het Frankische hof. Halfdeen en zijn volgers hadden (opportunistisch?) de zijde gekozen van de Frankische koning en kwamen zo tegenover de andere 'Denen' te staan. Rond 840 kregen de Halfdeense nakomelingen Rorik en Harald van keizer Lotharius Dorestad en Walcheren in leen. De broers maakten van de twisten binnen het Frankische rijk gebruik om hun machtsposities te vermeerderen. Maar Harald stierf niet lang daarna en Rorik moest vluchten voor Lotharius. In 850 zat Rorik echter opnieuw in de streek en Lotharius was te zwak om Rorik te verjagen. Hij kon niet anders of hem weer een leen te schenken, een aantal graafschappen waaronder Dorestad. De wikingen kozen ondertussen de ene of andere kant en bleven elkaar daardoor ook bestrijden. In Kennemerland bv. rond 882-85 vestigde Godfried – opvolger van Rorik – er zich omdat hij graafschappen in leen had gekregen. Zo bouwden de Franken ook door titels en land aan de 'wikingen' te geven aan de bestendiging van hun veroverde rijk. Graaf Gerulf volgde Godfried in 885 op en heerste in het kustgebied en Teisterbant vanaf de monding van de oude Rijn tot in het noordelijke Suithardeshaga.

De ringwalburgen waren in die tijden van gevaar een krachtige verdediging, wat bij de vele andere kleine ringwalburgen ook een rol speelde, maar dan op een andere schaal. Door de uiteindelijke overwinningen van de Franken op de vluchtende Denen – Saksen en Friezen – die zich niet wilden aanpassen, raakten die grote burgen, hun verdedigingsfunctie kwijt. De Zeeuwse walburgen kregen hun bewoning pas op rustiger momenten vanaf de tiende eeuw. Toen waren de overblijvende Denen al bekeerd en geïntegreerd in de Frankische maatschappij. De anderen waren vertrokken naar andere oorden, o.a. naar Scandinavië. In het noorden zouden ze die beproefde strategie van grote ringwalburgen opnieuw uitproberen, maar nu andersom, als aanlandende nieuwelingen. Vanaf ongeveer 1100 hielden de ringwalburgen als zodanig op te bestaan en vindt men uit die periode geleidelijk versterkte verblijven en motteburchten. Wil men de vroegste grafelijke bezittingen bestuderen, dan zal men ongetwijfeld uitkomen bij die eerste ringwalburgen. De meer tijdelijke 'kampen' van wikingen hadden een militaire functie en lagen eerder dicht bij hun vloot aan de rivieren. Ze dienden als uitvalsbasis om de aankomende Franken te weerstaan of aan te vallen en hun eigendommen te confisqueren.

 

DOMBURG (Zeeland) (Ø 241/265 meter, gracht 20 meter breed, wal 12 meter breed)8

Vanaf 300 zorgde de zee geregeld voor overstromingen met venen als resultaat, maar alles slibde geleidelijk dicht zodat er op Walcheren bewoning mogelijk werd tot bij de Vlaamse zandgronden. Bij Serooskerke vond men in 2008 de funderingen van een huis uit de zevende eeuw. Boven Domburg lag al vanaf het midden van de zesde eeuw de handelsplaats Walichrum die door de Franken werd geclaimd en waar Willibrord een bezoek aan bracht.9 In het afwateringssysteem van de ringwalburg vond men een kimplank van een aak van rond 750-800. Een merkwaardige vondst zijn planken die afkomstig waren van een overnaadse wand van een schip, een detail dat weer wijst naar 'Deense' bewoners en 'Deense' schepen. De kapdatum kon exact worden bepaald op 769, een eeuw vroeger dan het Gokstadschip waar men spreekt over 890 als bouwjaar. Het hout van het schip was afkomstig uit de omgeving van Hamwic (nu Southampton). Hamwic was toen een wic-toponiem, waar dus noordmannen woonden zoals op Walcheren. Vandaar wellicht de (handels)contacten.10

Rond 800 was het veenlandschap in Zeeland bedolven geraakt met zeeafzettingen. Aan de binnenkant van de westelijke strandwal van Walcheren werd de ringwalburg van Domburg aangelegd. Er was dus bewoning achter de duinen. Maar de zee kwam regelmatig terug en men moest zich verdedigen met dijken. Van Smeerdijk11 noteert dat de aanwezigheid van stuifmeel van granen een belangrijke aanwijzing is, dat er in de omgeving van de ringwal geakkerd kan zijn. Maar de pollenpreparaten die in deze sectie bekeken zijn, bevatten geen houtskool of ander verkoold materiaal. Hoe zat dat dan met die zogenaamde verwoesting? Als die er in 837 was, was dat niet op die plaats maar in Oud Domburg. Door de moeilijkheden met de Franken heeft het 'Deense' Walichrum tussen 840 en 880 haar economische betekenis verloren. Van Smeerdijk schrijft – rekening houdend met de conventionele overtuigingen – dat de eerste aanleg van de ringwal te Domburg al kan dateren uit 881-887. Maar de oudste teruggevonden plaggen op die plaats dateren volgens zijn onderzoeken van voor 881. Van Heeringen spreekt over 835 en 838 voor de aanleg van de ringwalburg, een periode waar ook grote wikingvloten aanwezig waren.12 De ringwalburg ligt op duinen boven een laag zeeklei. Maar daarvoor bestond er al een 'Oud Domburg', dat in 837 is verwoest. Wie kwam die plaats verwoesten? De ringwal van Domburg lijkt aangelegd om de plaatselijke bevolking te beschermen tegen een aankomende vijand. De wal beschermde daar geen bewoners maar werd gebouwd om bewoners van in de buurt een bescherming te bieden. Dat gebeurde in dat gebied op een drietal plaatsen. Omdat de ringen zo groot zijn, moet men uitgaan van een redelijk groot aantal mensen in die tweede helft van de negende eeuw. De grote ringwallen dienden dus voor de hele omgeving en werden gebouwd ter bescherming en niet als aanlegplaats van zich beveiligende 'aangelanden'. De vijand kwam hoogstwaarschijnlijk niet vanuit de zee, maar vanuit het oosten. Drie ringwalburgen werden aangelegd, te Souburg (Zuidburg), te Middelburg en te Domburg (Duinburg). Pas vanaf de elfde eeuw evolueerden ze naar Walcherse dorpen en steden. In Domburg raakte de burg zelfs bedolven onder het duinzand en ontwikkelde het dorp zich rond de kerk ten westen van de ring.

Het idee dat de ringwalburg door 'heidenen' werd bewoond wordt zeker versterkt door volgende vondsten: In 1992 werd onder de wal van de ring een begraven kist gevonden. Daarin lag het skelet van een veertigjarige vrouw. Voor de kist had men scheepshout hergebruikt dat door zijn jaarringen kon worden gedateerd in de late negende eeuw, toen de ringwal zelf werd aangelegd. Werd hier een vrouw geofferd bij de aanleg van de wal om de ringwal te beschermen? Zo ja, dan zit men met een heidense bewoning. (Het gebruik van scheepsplanken om een kist te maken is ook gevonden te York en Barton-upon-Humber.) In 1991 was iets verder in Domburg ook al een skelet van een veertigjarige vrouw gevonden onder de wal. Ook hier kon het gaan over een rituele begraving. Ook in Zutphen heeft men een gelijkaardige vondst.13

 

OOST-SOUBURG (Zeeland) (Ø 132 meter, gracht 15 tot 40 meter breed, wal 6 meter breed)

Men heeft de houten knuppelwegen gereconstrueerd. De oudste woningen stonden op zavel, waren rechthoekig en lagen langs die wegen en greppels die elkaar bij het centrum haaks kruisten. Dikke plaggen vormden de buitenmuren van de oudste huizen. Aanwezige haarden bestonden uit kleiplaggen.14 De houten straten waren breed genoeg voor een kar, of het verslepen van een boot. De houten poorten aan de rand konden van binnenuit worden geopend. Binnen de wal stond een heidense wy-tempel.

 

MIDDELBURG (Zeeland) (Ø 202 meter, gracht 42 meter breed, wal 9 meter breed)

De ringwalburg werd wellicht rond 880-890 gebouwd. Hij bevond zich niet op veraarde toppen van veen zoals gewoonlijk, maar op afzettingen van twee grote kreekruggen bij de bovenloop van de Arne. Het riviertje maakte misschien deel uit van de gracht van de ring.15 De wal werd binnen en buiten verstevigd met plaggen. Het uitzicht geleek weer op andere ringen: een hoge aarden wal met plaggen, mogelijks versterkt met houten palissaden en daar omheen een brede gracht. In de ringwalburg waren vier toegangen die verbonden waren door twee hoofdwegen die elkaar haaks kruisten bij het midden. Eén van die wegen bestond uit eiken planken op een raam van es- en els-stammen. Onder de weg liep een afwatering uit essenhout. Van de huizen en bijgebouwen met verschillende vloerhoogtes heeft men goed bewaard hout- en vlechtwerk, knuppelwegen, waterputten en houten verhogingen.

In en rond de ring ontstond later Middelburg. De burg was redelijk vroeg bewoond, vermoedelijk al van 900. Rond het jaar 1000 stond net buiten de wal de Sint Maartenskerk, de moederkerk van verschillende kerken op Walcheren. De abdij kwam er rond 1127. 16 De nabijheid van Souburg en Domburg doet mij vermoeden dat ze als verdediging door de plaatselijke – Deense – bevolking zijn opgericht. Ergens tussen 840 en 880 verloor de plaats haar belang door de vele conflicten. Het graafschap Walcheren werd in 837 door plunderingen gebrandschat en in de jaren 879 tot 885, 891 en 892 werd de kust onafgebroken het toneel van conflicten van Franken met de heidenen. De graaf van Walcheren – als bewaarder van koninklijke goederen – kreeg van de Franken de leiding om de burgen verder uit te bouwen en in te richten als een bewonerscentrum.

 

BURGH (Zeeland) (Ø 190 meter, gracht 40 à 50 meter breed, wal 5 meter breed)

Langs de oostkant van de duinen is in de negende eeuw een ringwalburg gebouwd. Het verdedigingswerk van aarde en hout diende als schuilplaats van een mogelijks grote groep mensen, maar het beschermde ook tegen de stormvloeden van de zee. Binnen de ring heeft men nooit gebouwd. Buiten de ring ontstond in de Middeleeuwen het dorpje Burgh.

 

KLOETINGE (Zeeland) (Ø 290 meter)17

Het centrum van het dorp ligt op een terp binnen een grote ring van wegen, waarvan er één de Bijganck heet en mogelijk bovenop een deel van de grote ringwal ligt. Een aantal onderzoekers stelt dat er te Kloetinge een wikingenversterking of ringwalburg moet hebben gelegen. Maar dat moet hier nog altijd worden bewezen en tot dan blijft alles hypothetisch.

Het ambacht Kloetinge kende een redelijk aantal strategisch gelegen mottes of vliedbergen, wellicht als bescherming tegen het water van de Schelde of als verdediging tegen aankomende vijanden.

 

OOSTBURG (Zeeuws-Vlaanderen, Zeeland)

Zie Vlaanderen

 

ZUTPHEN (Gelderland) (Ø 150 meter?)

De ringwalburg was een versterking met drie droge grachten, mogelijk twee tussenwallen en een hoofdwal. Die vroegmiddeleeuwse versterking moet redelijk belangrijk zijn geweest en werd gebouwd in de negende eeuw tijdens conflicten met de daar aanwezige wikingen. In 2004 vonden archeologen een derde, buitenste gracht van de negende eeuwse burg. In die gracht werden ook menselijke botresten gevonden, skeletdelen van een volwassen vrouw die aan haar bekken verwond werd door een scherp voorwerp.18 Binnen de wallen bestond een nederzetting waar na de Frankische overname een hof en een kerk kwamen. De Karolingische tijd zorgde voor een duidelijke bewoningsgroei binnen de ring, met zichtbare archeologische sporen.

De meeste geleerden nemen aan dat de ringwalburg tussen 886 en 900 is aangelegd tijdens de wikingconflicten. In 1997 zijn overblijfselen aangetroffen van het grote wikingconflict van 882 toen de plaats gewelddadig en door brand was verwoest. De conflicten zouden nog niet ophouden, want de grachten werden later nog verbreed en uitgediept. De Hamalandse graaf Everhard (of zijn broer Meginhard) kunnen de heidenen die zich daar hadden verschanst hebben verdreven. Als legeraanvoerders hadden ze met de Frankische rijksdefensie en -veroveringen te maken. Lotharingen moest heiden-vrij worden. Vandaar dat ook abdijen betrokken werden bij de (her)indeling van de veroverde plaats. Wellicht waren de conflicten hier steviger dan elders en was er noodzaak om meer dan één gracht te graven. De vraag blijft nog: Door wie?

De gevonden resten van de vrouw kunnen er op wijzen dat ze een slachtoffer was bij een conflict of dat ze in de wal als offer is begraven, wat op een heidense bewoning van de ringwalburg wijst. Ook bij de ringwalburg van Domburg vond men een tweetal begravingen onder de wal.19

Zutphen ringwal met grachten (Uit Zutphen ARCX rapport 848 p.11)

 

NAALDWIJK (Zuid-Holland) (Ø 85 meter?) Vermoedelijke ringwalburg

Geleerden vermoeden een ringwalburg en baseren zich daarbij op een nu nog zichtbare kromming van de Kerklaan. Daar gevonden archeologisch materiaal spreekt dat nog niet tegen. In Naaldwijk is hergebruikt scheepshout aangetroffen uit de zevende en achtste eeuw. Het hout was afkomstig uit het Duitse Rijngebied. Zulk hout kon gemakkelijk Rijnafwaarts zijn vervoerd of meegedreven met de stroom tot aan zee. In 2011 is hier in een Merovingische waterput het blad van een roeiriem gevonden uit de zevende eeuw.

 

LEIDEN (Zuid-Holland) (Ø ±65 meter)

Rond 860 werd te Leithon (lede, aan het water) een heuvel opgeworpen tussen twee Rijnarmen, waarschijnlijk een ringwalburg die dus minstens uit de negende eeuw stamde.20 De burcht van Leiden werd er later op gebouwd. Voor de burcht: zie bij het hoofdstukje over de mottes.

 

DEN BURG (Noord-Holland, Texel) (Ø 110-135 meter, gracht ±30 meter breed, wal ±12 meter breed)

De burg dateert van de tweede helft van de zevende eeuw. Er zijn een brede en twee smalle grachten gevonden. De resten van breedste gracht zijn nu nog op één plaats te herkennen. Conventioneel gelooft men dat deze ringwalburg de woonplaats kon zijn van een krijgsheer of Friese koning.21 Laat ik het bij de plaatselijke bewoners of Denen houden, lage landbewoners die of Fries of Saksisch konden zijn. Hier vinden we het duidelijkste voorbeeld dat het niet de Franken waren die startten met zulke verdedigingen te bouwen. Door de Frankische verovering vanaf de achtste eeuw verdween de bewoning binnen de ring. In 1346 werd de nederzetting versterkt.

 

BEVERWIJK (Noord-Holland) (Ø110(?) meter, gracht 21(?) meter breed, wal 10(?) meter breed) Vermoedelijke ringwalburg

Wijc was eens een handelsnederzetting aan het Ij. Al in de Ijzertijd woonden mensen op deze plaats. De kromme Jan Alsweg werd in 1632 de Heereweg genoemd, en was een afwijkend stukje van een doorgaande route vanaf de Koningstraat naar de Grote Houtweg. Het lijkt Michel Tuin logisch om op deze plaats een overblijfsel te zoeken van een ringwalburg uit de Middeleeuwen (875-1100).22 Een kadasterkaart van 1832 toont op die plaats een cirkelvorm. Binnen die cirkel tonen ook de kavels die ringvorm. Een stadskaart van Beverwijk uit 1972 bevestigt dat.23

Gevaar voor 'wikingaanvallen' lijkt hier nog eens niet op zijn plaats. De streek was te onbelangrijk zonder grote handelsnederzettingen en residenties. Er was vooral landbouw en veeteelt. Het bouwen van een ringwalburg lijkt dus door de bevolking te zijn genomen tegen de aankomende christenen, in navolging van de andere verdedigingsringen van de vlaktebewoners. De 'wikingen' vormden in Kennemerland het centrale gezag in de late negende eeuw. Het kan een militair strategische post tegen de Frankische legers zijn geweest, aangelegd door Godfried of Rorik.24

 

RIJNSBURG (Zuid-Holland, Katwijk)

Alleen een paar historische bronnen kunnen laten vermoeden dat hier in de buurt misschien een ringwalburg heeft gestaan.

 

VELSERBURG (Noord-Holland,Velsen)25

Bronnen in de elfde eeuw schreven over een Velserburg, wat men graag identificeerde als een ringwalburg. Deze zou dan passen in de rij van ronde verdedigingswerken langs de Noordzee. De ringwalburg is echter archeologisch niet bewezen.

 

 

OUDBURG (Noord-Holland, Bergen)

Ook hier zijn van de veronderstelde ringwalburg geen visuele restanten meer te bekennen.

 

Vlaanderen:

 

Van Frans- tot Zeeuws-Vlaanderen zijn zeker vijftig locaties waar men de resten van grote en kleine ringwalburgen terugvond of veronderstelt. De burgen van Zeeland sloten aan bij die ringen. Ten noorden van Zeeland (buiten Texel) lijken ze meer afwezig. Waarschijnlijk had dat iets te maken met de territoriale macht en invloedssfeer van de Friezen.26

 

SINT-OMAARS (Frans-Vlaanderen)

Misschien een voorloper waarop later een castrale motte werd gebouwd.

 

Sint-Omaars (nu Saint-Omer): De grote ring met daarbinnen de ring van de motte.(Op GoogleMaps)

 

BROEKBURG (Frans-Vlaanderen)

Voor 1035 heette de plaats 'Bruchburgh', maar de nederzetting is ouder dan die datum. Men wil voor Broekburg tot de negende eeuw teruggaan. Broekburg kan een ringwalburg hebben gehad die door de Franken werd ingenomen en waar een versterking kwam die in de archieven beschreven staat als één van de 'castella recens facta'. Zo konden de Vlaamse graven zich verdedigen waneer die noordmannen terugkwamen. Volgens de Miracula Sancti Bertini Sithiensa hoorde de versterking tot de 'castella ibi recens facta', op het einde van de negende eeuw gebouwde vestingen.

Op de kaart van Braun (circa 1581) is de ring te herkennen en op een hedendaagse luchtfoto zien we een ring met een diameter van ongeveer 180 meter.27

Broekburg op GoogleMaps en uit de Flandria Illustrata  van Sanderus.

 

SINT-WINOKSBERGEN (Frans-Vlaanderen)

De ringwalburg werd aangelegd tijdens de wikingperiode op het einde van de negende eeuw tijdens de regering van Boudewijn II (879-918) Wat verder naar het oosten bevond zich later (vanaf de tiende eeuw?) ook het mottekasteel de Burrewal waar de natuurlijke heuvel Groenberg ligt.

Sint-Winoksbergen  (Bergues) op GoogleMaps

 

DIKSMUIDE

De plaats wordt voor het eerst vermeld als Dicasmutha in 1089 (dijkmonding), waarbij die dijk waarschijnlijk de Handzamevaart was. Nu nog kan in West-Vlaanderen een dijk zowel een dijk als een gracht betekenen. Een hypothese die nog moet worden bevestigd, situeert een Karolingische vluchtburcht aan de hand van bepaalde perceelvormen in het ceentrum bij de Wilgendijk en het Schoolplein. Karolingische vluchtburg of vluchtplaats voor wikingen? Andere sporen wijzen op een D-type omwald terrein aan de Handzamevaart.28

Naast de Sint-Niklaaskerk lag al een motte die minstens uit 1144 stamde. Het waren de heren van Esen die de motte oprichtten en burggraaf van Diksmuide werden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diksmuide:

De blauwgroene cirkel toont een structuur uit de negende eeuw.80

 

GISTEL29

In Gistel worden heel wat Romeinse vondsten uit de tweede en derde eeuw met greppels en woonkuilen gevonden. Het stratenpatroon van de Kerkstraat, de Markt en Sint-Jansgasthuisstraat laten een ringwalburg veronderstellen (een Karolingische, circulaire vluchtburcht schrijft Erfgoed Vlaanderen). Maar dit moet nog archeologisch worden bewezen. Etymologisch kan – volgens Erfgoed Vlaanderen – Gistel ook worden verklaard als bos of gerechtsplaats van Ghiselbert, hoofdman der Noormannen!

De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Gistel wordt voor het eerst vermeld in 988. Binnen de ring moet een motte hebben gelegen ten oosten van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, ‘s Gravenmote. De naam Neerhofstraat laat ons een dubbele motte vermoeden.30

 

VEURNE (Ø240 m, gracht 15 m breed)

Omstreeks 890 legde men een ringwalburg aan, die nog steeds goed herkenbaar is in het straten-patroon.31 Binnen de gracht werden drie houten gebouwen gevonden uit de tiende-elfde eeuw. In die elfde eeuw kwam binnen de ring een ovalen versterking met een nieuwe gracht en wal. Die wal gebruikte men in de twaalfde eeuw om een motte te bouwen, vermoedelijk door Diederik van den Elzas ten tijde van de strubbelingen om de opvolging na de Brugse moord op Karel de Goede in 1127. In twaalfde eeuwse oorkonden stond de Sint-Walburgakerk 'binaburgh' en de Sint-Niklaaskerk 'butanburgh'.

 

Nu nog zichtbare ringvorm in het stratenpatroon van Veurne.

 

ALVERINGEM

Alveringem: Alfrenchehem in 1066 32 De geschiedenis van Alveringem start bij een strategische ligging van drie of zelfs vier33 ringwalburgen, één of meerdere uit de negende eeuw. Na de verovering van de Franken volgt de vestiging van een abdij (Eversam). Met Alveringem en de andere ringwalburgen in de buurt had Vlaanderen zo meer ringwalburgen dan Walcheren!

De ringwal schuin voor de kerk is nog goed zichtbaar, voor de twee anderen (ten zuiden van Alveringem en bij Oeren) is het al moeilijker zoeken. De vierde laat tot nu toe eigenlijk te weinig sporen na. In de negende eeuw bouwde men verschillende van die versterkingen. De ringwalburgen hadden ook hier een ronde gracht met aarden wal en die cirkel was mooi in vieren gedeeld. De ringwal bij de Klare Wal heeft een diameter van ongeveer 180 meter.34

Conventioneel zijn die ringen weer uitgelegd als 'verdediging tegen de wikingen', maar waarom dan drie (vier) wallen zo dicht bij elkaar? Waren dat niet eerder plaatsen waar mensen woonden die zich wilden verdedigen tegen indringers, schuilplaatsen dus voor de plaatselijke bevolking? Dat ze schuilplaatsen en geen woonplaatsen zijn geweest is zeker mogelijk doordat er geen artefacten uit de tijd van de bouwperiode zijn gevonden. De indringers – de Frankische Karolingers – wonnen en bouwden daarentegen wel hun kerken en abdijen op of in de buurt. Voor Alveringem werd dat de bekende abdij van Eversam. De verdediging speelde geen rol meer na de overwinning van de indringers, vandaar dat het schuilen binnen die ringen onbelangrijk werd. Karel de Grote bouwde na zijn overwinningen langs de kust van de Noordzee versterkingen om de wikingen (uitgewekenen) buiten te houden en er stonden wachters bij de rivierenmonden en bij de havens. Wanneer Lodewijk de Vrome die macht niet kan consolideren komen onze denen/Denen (laaglanders) natuurlijk terug. Uiteindelijk houden de inwoners niet van al die conflicten. Hij die meest zekerheid kon bieden voor rustige tijden die voor de handel belangrijk waren, zouden de steun van de bevolking genieten. Vandaar dat 'verchristelijkte' inwoners die vroegere heidenen soms ook niet graag zagen afkomen.

Alveringem op GoogleMaps 11.09.2017

 

OOSTKERKE

Het enige wat we kunnen vermelden is dat de historische dorpskom al in de achtste eeuw kan zijn ontstaan op een verhoogde zandafzetting of op een kunstmatige (vlucht)heuvel.35

 

OUDENBURG 36

Hoge Wal Oudenburg

Tijdens de Romeinse tijd lag Oudenburg aan de kust op een dekzandrug in het midden van een waddengebied met getijdengeulen, schorren en slikken. Er was vicus tijdens de tweede eeuw en de eerste helft van de derde eeuw. Op het einde van de derde eeuw werd de nederzetting verlaten.

Oudenburg werd voor het eerst vermeld in 866 als Aldenborg. Het moet een plaatselijk machtscentrum zijn geweest want het startte – nog voor Brugge – als de hoofdplaats van de pagus Flandrensis. Er stond in Oudenburg al een oude versterking voor de start van de wikingenconflicten. De versterking lag aan de Litus Saxonicum en hoorde bij een reeks forten langs de Noordzee, Het Kanaal en de kusten van Engeland. Archeologen vonden sporen van vijf opeenvolgende forten, drie van hout op een aarden heuvel en twee stenen castella. Misschien hebben de wikingen het oude castellum opnieuw versterkt. Volgens Gysseling verwijst het toponiem Hoghe Wal of Hooghen Wal naar een motte die toen werd opgeworpen. Oudenburg vormde waarschijnlijk een basis van daar wonende heidenen die tijdens de stichtingsjaren van het graafschap Vlaanderen werden overmeesterd. De versterking gebruikte men vanaf dan tegen diezelfde heidenen. De wikingen die in 820 in opstand kwamen aan de Flandrensi litore of Vlaamse kust, kregen te maken met wachters (custodes) die in een versterking (praesidium) verbleven. Bij die wachters waren monniken uit de Sint-Pietersabdij van Gent die de kustzone en de Schelde bewaakten. Brugge kreeg zijn versterking in de jaren 850. De koninklijke fiscus van Snellegem en de cella van Torhout moesten waarschijnlijk vanuit Oudenburg worden verdedigd door mannen die van de Noordzee kwamen of langs de kusten woonden. Oudenburg was belangrijk voor de graven van Vlaanderen. Maar de plaatsen waar de vijand had gewoond en hier en daar nog woonde, ontmantelde men om verdere gevaren te vermijden. Het Romeinse castellum werd geleidelijk afgebroken vanaf de 9de eeuw. De stenen gebruikte men voor Brugse gebouwen van de graaf en voor de oprichting van de Oudenburgse Sint-Pietersabdij vanaf 1056. Nog in 1084 beschreef een monnik van die Sint-Pietersabdij de Romeinse ruïnes. In de huidige straten kunnen we zelfs nu nog het patroon herkennen van het castellum.

 

GENT

Er is nog te weinig archeologisch materiaal om met zekerheid een ring te kunnen aanduiden in Gent. Er zijn slechts vermoedens. Met de oude straatnaam Regnessestraat (Rincgasse) en een opgegraven deel van een gracht kan men misschien de rand van de Gentse ringwalburg reconstrueren. Restanten van die omtrek zijn dan te reconstrueren aan de hand van verschillende stratenpatronen en van de aan te nemen ingangen van de twee kruisende wegen, de zuidpoort (Hoogpoort), westpoort (Hoofdpoort), noordpoort (Grauwpoort) en oostpoort (Sint-Jorispoort). Wellicht blijft deze ringwalburg hypothetisch. Er is voor Gent nog een verhaal dat met de laatste archeologische vondsten wat meer puzzelstukken bij elkaar legt. Het gaat om het reconstrueren van een D-type verdedigings- en bewoningsplaats met eenzelfde soort opbouw als te Hedeby en te Antwerpen. De Karolingische bewoning van de kuip van Gent werd plots zichtbaar in de eerste helft van de tiende eeuw. Het kan aanduiden dat de Karolingers de daar wonende en zich verschansende laaglanders of wikingen toen hebben verdreven.

 

OOSTBURG (Zeeuws Vlaanderen) (Ø 220 meter, gracht 30 meter breed, wal 9 meter breed)

In een oorkonde uit 941 37 was er sprake van 'Osborch' (Osburg 973). Het stratenpatroon op de kaart van Jacob van Deventer (1550) liet toe om de plaats van de ringwalburg te lokaliseren. Bij rioolwerkzaamheden in 2014 zijn restanten van de gracht van de verloren ringwalburg gevonden. Verkleuringen in de aarde gaven archeologen voor het eerst een beter zicht op het verdedigingswerk dat stamt uit de vroege middeleeuwen. Vermoedelijk is de burg rond 880 gebouwd.38

 

ANTWERPEN

De sage van de wiking Gelmel beschrijft hoe hij zich in de negende eeuw met zijn stam vestigde in een burcht – een vroegere ringwalburg? – op een motte bij de rivier de Mark bij Ginhoven (Antwerpen) daar waar de Noordermark uitmondde in het Merkske. Die laatste namen waren eventueel grenstoponiemen.

Onlangs kwam nog in het nieuws dat Antwerpen wikingen gehad heeft als inwoners. Op 17 augustus 2017 heeft de VRT volgend bericht de wereld ingestuurd.

Citaat: ...Wouters heeft argumenten om te denken dat het 9e- en 10e-eeuwse Antwerpen in contact stond met de vikingen. "Vooreerst lijkt de nederzetting qua vorm verwant aan typische Vikingsteden als Hedeby in Noorwegen. Er zijn ook heel duidelijk handelscontacten tussen de Scheldevallei en Scandinavië in deze tijd, en we vinden handelswaar uit de Lage Landen tot in het noorden en omgekeerd uit Scandinavië tot in de Scheldevallei. Sommige teksten ten slotte vermelden Scaldingi of Scheldevikingen."...39

 

Resten van de negende tot het vroeg elfde eeuwse houten 'Antwerpen', een plaats gelijkend aan die van Hedeby. Zo is het heel aannemelijk dat Antwerpen ook een emporium of handelsplaats was. (foto stadsarchief Antwerpen)

 

 

Mogelijk waren er ook burgen te Maasmechelen, Leuven en Kortrijk.

 

Walburgen en walburchten

 

De kleinere ringwalburgen

Hoe meer landinwaarts hoe minder acuut gevaarlijk de situatie was. Het kostte veel moeite om onopgemerkt het binnenland in te dringen. Men kan vermoeden dat de aanvallers niet echt konden verrassen, want zo ver geraken op die (wilde) rivieren ging redelijk traag en men moest oppassen voor rondspiedende verkenners. Wie hier woonde, was verantwoordelijk voor de verdediging van kleinere groepen mensen, families en gezinnen. Dat was duidelijk te zien aan de grootte van de ringen. Sommige bouwwerken waren bewakingsringen waar men op de uitkijk kon staan om zich te weren tegen vreemde aanvallers. Alleen als er zeer veel aanvallers waren, werd de situatie dramatisch gevaarlijk.

Archeologisch zijn drie soorten te herkennen: dubbelcirkelvormige (acht-vorm), cirkelvormige en halfcirkelvormige wallen met grachten.

 

Walburchten

Stonden de walburchten helemaal los van de ringwalburgen langs de kust uit de wikingtijd? Ze waren anders, maar waren ze van een ander volk? Een historicus kan alleen maar voortgaan op artefacten en schriftelijke bronnen. Een amateurhistoricus heeft iets meer vrijheid in zijn zoektocht omdat hij de meest logische verklaringen mag uiten, die voor een wetenschappelijk werk eventueel nog wat te vroeg zijn. Overgeleverde sagen en legendes kunnen hierbij belangrijk zijn.

Voor mij lijken de vluchtelingen van de grote walburgen langs twee kanten te hebben uitgeweken: naar zee of via de rivieren het binnenland in. Zo kunnen er een aantal hebben geprobeerd om zich te verdedigen met kleinere versterkingen in het binnenland. Die kleinere mottes lijken – tot nu toe – van een iets latere datum te zijn. Ze lagen in het riet verborgen langs de rivieren. Het waren ook hier heel waarschijnlijk laaglanders – denen, wikingen, russen/rietbewoners – die de eerste bewoners waren. Zij werden weggejaagd, waarbij de aanvallers de burgen inpalmden.40 De graven van Vlaanderen, Brabant en Henegouwen zouden systematisch oude mottes veroveren en nieuwe mottes bouwen. Op die manier deden de oude woonplaatsen nog een hele tijd dienst.

 

 

Motte mote, enz.

Bepaalde ringen uit het eerste millennium in West-Europa – vooral tussen Loire en Rijn – duidt men aan als motte. Een oude afbeelding van een mottekasteel vinden we op het elfde-eeuwse tapijt van Bayeux. Tegen de dertiende eeuw waren al mottes van Denemarken tot in Italië. De Deense mottes zijn dus van een latere datum dan die uit het zuiden en zijn zowel vierkantig als rond gebouwd.

Een motte had een gracht en een wal, maar binnen de ring was een heuvel aangelegd waarop mettertijd een burcht binnen een palissade verrees. Het waren allemaal versterkingen om zich te verdedigen of om op de uitkijk te staan. Soms had de ring ook een voorhof met stallen en schuren op de motteheuvel zelf of op een aansluitend motte-eiland. Vanuit de lucht zag men zo een achtvormige figuur. Die mottes waren al in gebruik tijdens het wikingentijdperk. De motte van Werken (België) werd al vermeld in 685.41

In Engeland heeft professor Leary aangetoond dat vele mottes eigenlijk gebouwd zijn op prehistorische plaatsen.42

In de vroegste tijden werden bij ons de lage heuvels waarschijnlijk gebruikt als vluchtheuvel voor mens en dier, waar uiteindelijk ook boerderijen op kwamen te staan (met eventuele bijgebouwen). Misschien beschouwde men die heuvels door hun oude geschiedenis als sacraal. De vliedbergen in Zeeland zijn meestal ook mottes geworden. De woonheuvels in Friesland duidt men aan als terp – verwant aan het woord dorp – of als hoge wieren. In Groningen houdt men het op wierden. Andere namen waren mote, mot, mota, maar ook werf, berg, barg, borg, burg, hof, hus of kasteel.43 De Duitsers kennen Warften en de Denen værfter. Zou het hier en daar teruggevonden toponiem 'werf' een Europees woord kunnen zijn voor die menselijke (haven)activiteiten op een heuvel bij het water voor heidense zeevaarders?

 

 

Donk en motte

Motte komt van 'mota', kluit turf of aarde en duidde al vlug een (kunstmatige) verhevenheid aan. Voor 'dunk/donk' houdt men het meestal op Gysseling die in 1953 bij donk dacht aan een zandige opduiking in een moerassig terrein. Van Osta44 meende in 1992 dat alles wees in de richting van laag of hoogstens afhellend. Maar de laatste bewering staat in contrast met een beschrijving van rond 1060 van de motte van Ardres: Motam altissimam, sive dungionem, in munitionis signum firmavit et in aggerem.45 Hier werd een motte aangeduid als een dung (dungio) en uitgelegd als versterkte heuvel.46 Men schreef in dezelfde kroniek ook dat een beer de hoogte maakte. Was die beer een Deen of laaglander? Beer was een veel voorkomende naam. Ik denk bv. aan iemand als Beer of Beren Isernside. Het citaat hierboven geeft ons twee synoniemen, die beide te maken hebben met een hoogte in moerassig gebied, waarbij de mote staat voor de kluit aarde of ophoping en waarbij donk kan slaan op de helling die naar het water of de gracht duikt. De oudste vermelding van dunk in het Oudnederlands dateert van 694. 47 Misschien hebben de twee woorden zich van elkaar gesplitst in latere tijden, mot(t)e voor de hoogte en donk voor de laagte. We mogen meer dan vermoeden dat de woorden dung en mote een Germaanse oorsprong hadden. Het Latijn had het woord cespes voor motte. In de twaalfde eeuw is het Suger – uit Vlaanderen, Sint-Omaars – die als eerste het woord motte gebruikt in de schrijftaal. Merk dat de vroegste data op Vlaanderen wijzen en dat later – vanuit de Noordzeedelta's – de mottes bekend werden over heel Europa. INL schrijft dat mote komt van het Oud-Franse mote. Is dat zo? In het Frans ( maart 2017) komt het woord motte voor de eerste keer voor rond 1165 en betekende het aarden ophoping (tertre, monticule de terre). In het Nederlands is dat tussen 1102 en 1364.48 De oudste vermelding49 vinden we in het woord motta, in verband met een gift aan het klooster van Sint-Ambrosius te Milaan in 836. Ambrosius kwam uit Trier en het klooster te Milaan lag in de streek van de Germaanse Longobarden.

In het Middelnederlands betekende mot fijn stof (Oudnederlands mult, *molt), in het Oudengels bestond mot voor turfmolm en afval. Het woord mot zit nog in ons woordje motregen. Woorden als mut, mud en mot betekenden allemaal modder. Het woord komt dus in vele variaties in het Germaans voor. Zou er een verband kunnen zijn met het spreekwoord: iemand of iets in de mot hebben of krijgen?

Misschien moet opgezocht worden of bij de vele modderige donk-toponiemen ook heuvels of mottes te vinden waren. Een ander voorbeeld dat de betekenissen van die twee woorden met elkaar verwant waren: Mot werd in het West-Vlaams gebruikt voor veenachtige aarde en fijne aardmest en dung betekende ook bedekkende mest.

Waren de vroegste motes of mottes ontmoetingsplaatsen, gezelschapsplekken of trefpunten? Het Oudduits lijkt dat te bevestigen.50 Dan was mote verwant aan (ont)moeten en mag ik denken aan een vergaderplaats of ding. Al heel vroeg lijkt de mote een symbool te zijn geweest van de macht van een plaatselijke leider dat later uitgroeide tot een 'heer'lijkheid. Daar kon gerust worden vergaderd met de adel van de streek. De 'Denen' die Normandië bevolkten, bouwden direct mottes en de Normandiërs en Vlamingen die Engeland veroverden, deden dat ook.

 

Castrale motte

Er zijn in Vlaanderen 41 historische en nog herkenbare castrale mottes te vinden, maar hun aantal moet aanzienlijk hoger zijn geweest.51 Dat waren mottes waarop de woning of het hof van een plaatselijke leider werd gebouwd. Het waren de oudste vormen van kasteelwoningen in onze streken. Vooral vanaf de elfde eeuw tonen die mottes wie er heerste in die streken, wie de leiding had. In zoverre hadden ze dus niet dezelfde functie als de vroegere ringwallen. Resten van die mottes vertellen ons over het ontstaan van de feodaliteit en tonen ons wie van de adel zijn status wilde etaleren, zijn (militaire) macht wilde tonen. Wat begon bij de hoogste adel werd al vlug overgenomen door de lagere edelen, die inzagen dat deze versterkingen goede verdedigingsbouwwerken waren.52

Meestal herkennen we in de relicten nog de ronde steile heuvel (Ø20 tot 100 meter) die tot 20 meter hoog kon zijn. Daarrond lag een gracht van wel 10 tot 30 meter breed. Naast de motte met het opperhof of burcht stond dikwijls ook een nederhof of neerhof (voorburcht), dikwijls de boerderij met woon- en werkvertrekken van onderdanen. Het opperhof – een houten woontoren – evolueerde geleidelijk naar een stenen versterking. Een motte lag in een ronde waterpartij of gracht. Dat water diende als drinkvoorraad, transportmiddel en grensafbakening. Vroege vormen bezaten nog palissades zoals bij de rinwalburgen.

Strategisch gebouwde mottes of ringwalburgen groeiden ook uit tot waterburchten met brede grachten langs of in een vijver of waterloop. Meestal was er onder de waterburcht geen heuvel meer te bemerken. Later werden veel van die burchten omgebouwd tot meer luxueuze kastelen.

 

Voorbeelden van mottes in Nederland en Vlaanderen

Op een heel aantal plaatsen in Zeeland kunnen belangrijke mottes of vliedbergen worden aangeduid. Sommige bronnen spreken over 170 mottekastelen in Zeeland en een 40-tal plaatsen waar een vliedberg te vinden waren. Een vliedberg te Kapelle heet Duivelsberg, volgens mij toch een verwijzing naar de vroegere heidense bewoners.53

 

-Ringwalburcht bij Wageningen

 

-Kerkringdorpen op Schouwen-Duiveland (Zeeland)

Op een ringmotte staat de kerk, met er omheen in een grotere cirkel wat huizen. Ook de huizen stonden op terpen. De plaatsen waren dochterkerken die aantoonden dat het christelijk geloof zich binnenlands verspreidde. De bekendste op Schouwen-Duiveland zijn Haamstede, Kerkwerve, Noordwelle, Renesse, Serooskerke, Noordgouwe, Ouwerkerk, Nieuwerkerk en Dreischor. Dreischor is prachtig bewaard. De dorpen stonden grotendeels op kreekruggen die nu 'oudland' heten. De inwoners van Schouwen-Duiveland kregen vaak te maken met stormvloeden. Die van 1014 was zo erg dat men de kreken afdamde en bedijkte en dat men op veel plaatsen de grond 1 tot 2 meter ophoopte tot terpen.

 

-Mottes of vliedbergen van Grijpskerke (Veere, Zeeland)

In het noordoosten liggen de resten van een vliedberg met neerhof uit tiende tot dertiende eeuw. Er stond een klein mottekasteel op. (Ø 28 m en 5 m hoog). De daar aanwezige kreek werd gebruikt als gracht. Op een goede 600 m in het zuidwesten liggen nog resten van een andere motte of vliedberg, ook uit de tiende tot dertiende eeuw (Ø 36-46 m en 8 à10 m hoog). De motte ligt in de buurt van de Rorikshilweg; Rorikshil, of de heuvel van Rorik, een wiking die ooit op Zeeland woonde en heerste. In 1986 werd die vliedberg gerestaureerd.

 

-Montferland motte (Zeddam, Gelderland)

De versterking is omringd door een gracht en heeft een hoogte van bijna 20 meter. Op de top staat nu een hotel (Hotel Montferland). De heuvel was één van de grootste en oudste in Noordwest Europa. De motte kan dateren van rond het jaar duizend.

 

-Duivelsberg (Ubbergen, Gelderland)

Dateert van rond het jaar 1000. De strategische plaats – een heuvel – is bijzonder omdat het bouwwerk bestaat uit twee mottes. De naam wijst waarschijnlijk op een oorspronkelijk heidense bewoning.

Duivelsberg op GoogleMaps

 

Brusselse mottes

De Brusselse mottes die via de Zenne deel uitmaakten van het Scheldebekken zijn tot nu toe nooit grondig onderzocht. De ouderdom kon men dus wetenschappelijk nog niet vastleggen. De volgende zes heuvels zijn zeker al gebruikt in de twaalfde eeuw om de macht van het Brabantse hof uit te breiden, te etaleren en in stand te houden: de Motte te Evere bij de Kerkebeek of Vloedgroebbe, De Mot te Anderlecht bij de Broeck(beek) die voor 1057 moet hebben bestaan, het Motteken te Jette bij de Molenbeek, de Borcht te Schaarbeek bij de Maelbeek, de Dobbelenberg te Haren op de kruising van de Keulse baan en de Woluwe(beek) en het kasteel Meuzeghem te Jette. De vraag blijft of dat verbouwingen waren van vroegere verdedigingswerken.54

 

De kuststreek

-La Motte de la Tour de l'Horloge te Guînes (Giezene) in Frans-Vlaanderen. De motte stamt uit de tiende eeuw en lag aan de Wasconingawala (Wiso-konings-wal), een gekanaliseerde vliet naar zee richting Calais.55 Giezene was in de tiende eeuw de thuishaven van Siegfried de Deen. Hij woonde daar als wiking maar werkte zich op in de nieuwe West-Europese maatschappij door te trouwen met Elftrude, een dochter van Arnulf I van Vlaanderen. Zo werd hij een leenman binnen de feodale stelsel.

 

Motte van Siegfried te Guînes

Op https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Tour_vue_du_ciel.gif?uselang=nl maart 2017

 

-La motte Sarrazine te Sperleke (Eperleques, Frans-Vlaanderen)

De naam duidt ongetwijfeld aan dat de heuvel uit een heidense tijd stamt.

 

-Motte van Boves (Somme, Noord-Frankrijk)56

De motte was 12 m hoog, lag aan de rand van een ouder oppidum en dateert waarschijnlijk uit de tiende eeuw. Tussen 887 en de tiende eeuw – de wikingentijd – zijn verschillende versterkingen aangelegd. Geleerden denken dat deze motte het vroegste voorbeeld lijkt te zijn van het concept 'motte'. Pas vanaf de tiende eeuw krijgt de site een duidelijk militair karakter. Kunnen we hier weer een overgang vinden van een bewoning van de plaatselijke bevolking (die uitweken) naar de te verdedigen versterking van de nieuwe christelijke heersers? Vanaf de elfde eeuw behoort Boves aan een tak van het politiek belangrijke huis van Coucy.

De naam Boves kan komen van 'het eigendom van Bove'. Bova was een Germaanse persoonsnaam.

-Castrale motte te Sint-Omaars (Saint-Omer Frans-Vlaanderen)

De motte werd in het begin van de negende eeuw door Boudewijn I van Vlaanderen veroverd op de wikingen. De overwinnaars schreven over Normandiërs die 'aanvielen'!57 Boudewijn bouwde een eerste versterkt kasteel op de motte, misschien op een vroegere ringwalburcht. Op luchtfoto's van de stad is de motte duidelijk zichtbaar. In 1070 houden de Fransen er Robrecht de Fries gevangen.

 

-Male (West-Vlaanderen)

Male is ontstaan op een zandrug. Waar nu het kasteel van Male nog te zien is moet hoogstwaarschijnlijk een motte hebben gestaan, die startte als een houten woontoren op een aarden ophoping. De plaats maakte deel uit van de uitbouw van het graafschap Vlaanderen via verschillende versterkingen – een soort verdedigingsgordel – ook om de wikingen (die er woonden) de baas te kunnen. Male zou een heerlijkheid worden van om en bij de 600 ha. De beroemdste inwoner was Lodewijk van Male in de veertiende eeuw. Bij die 'gordel' hoorde wellicht ook de ring van Assebroek (zie bij de kastelen).

 

-De Hogen Andjoen te Werken (West-Vlaanderen)58

Deze naam kwam reeds in de zevende eeuw voor in een handschrift van de abdij van Sint-Omaars. De oudste bewoningssporen dateren uit 850-950 – midden de tijd van de wikingconflicten – en zijn toe te schrijven aan een nederzetting met twee gescheiden wooneilanden. Op het noordelijk eiland komt in de tiende eeuw een houten gebouw en geleidelijk werd alles opgehoogd, tot de aarden berg – met een mottekasteel – zijn huidige hoogte kreeg in de twaalfde eeuw. Pas bij de verhoging van de motte (na de wikingentijd) kreeg de plaats een militair karakter.59 De motte werd versterkt met palissades en grachten. In de elfde eeuw behoorde Werken waarschijnlijk tot het huis van Peteghem aan de schelde.

Het neerhof bevond zich op het zuidelijke eiland, waar nu de Sint-Martinuskerk staat. Het dorp ontwikkelde zich naar het oosten, omdat het westen de grens was van de Handzamevallei met de zee. De motte was waarschijnlijk een opvolger van een vroeger wikingwerk. Dan woonden hier 'Denen' die zich moesten verdedigden. De kerk toont nu nog aan, wie uiteindelijk meester werd over de plaats.

 

-De Hoge Mote te Merkem (West-Vlaanderen)

De motte had 35 m doorsnede en een hoogte van ongeveer 3 m omringd door een 18 m brede gracht. De vroegst gevonden artefacten dateren tot nu toe uit de dertiende eeuw. Maar de plaats heeft toch al een vroege geschiedenis. In Merkem – al in 869 vermeld als Marckheim – stond merk voor grens en hem voor nederzetting. De kerk was en is gewijd aan de heilige Bavo van Gent uit de zevende eeuw. Bavo's eerdere naam luidde Allowin. Geleerden denken dat de motte vooral een residentiële site met voorhof was. 60 Merkem was al bewoond in de Romeinse tijd.

 

-De Vrouwenhillewal of Rondlopersmotte bij Bovekerke/Werken (West-Vlaanderen)

De motte heeft een diameter van 25 m. In de negentiende eeuw werden in de buurt 86 Romeinse munten gevonden.61 Er is nu nog altijd een aarden wal van twee meter hoog te zien. Rond deze motte ontstond geen nederzetting. De bewoning ontstond in de buurt als vervolgnederzetting ten oosten van de kerk van Bovekerke. De kerk zou op het neerhof van deze motte staan.62

 

-Terp te Vlissegem (De Haan, West-Vlaanderen)

Op de terp op een oude binnenduin staat nu nog de hoeve 'Kruinhof'. Op die plaats is er het toponiem Warvinge, wellicht een vroeg Germaans -inge toponiem. Sporen van bewoning dateren vooral van tussen de achtste tot de elfde eeuw, toen alles lijkt te zijn verlaten. De conflicten waren blijkbaar geweken. Vlissegem lag in het door Saksen bewoonde gebied. Samen met het inge-toponiem Leffinge in de buurt zijn dat historisch de oudst gekende nederzettingen aan de Vlaamse Noordzeekust. Vlissegem lag aan zee bij de Noordede en het Dorpszwin.63

 

-Het mottekasteel Saelhove te Ieper nabij de Ijzer.

Het woord Saelhove heeft een Frankische oorsprong. Het Zaalhof was een feodaal eiland binnen de vrije stad, een grafelijk kasteel in de buurt van de Sint-Pieterskerk. Het had brede wallen en sloot aan op de Ieperlee. Het kwam in 1187 in de plaats van een veel oudere motte die in de buurt lag van de huidige Sint-Maartenskerk. Graaf Robrecht III van Vlaanderen woonde op het Zaalhof en overleed er in 1322.64

 

-Het Mottekasteel te Oud-Stuivekenskerke en de ringwalburg van Diksmuide lagen beiden aan het Ijzerestuarium. In Diksmuide zou die zijn gebouwd in de negende eeuw tijdens wikingenconflicten.

 

De Mandel:

-Roeselare

De kleine ringwalburg is nog te zien op een kaart uit de zeventiende eeuw van Sanderus.65 Hij lag op een plaats tot waar de rivier bevaarbaar was. Waarschijnlijk was die burg alleen belangrijk als woonst voor de vorst van de streek. Al wie de Mandel opvoer moest eerst andere ringen passeren en kon zo al eerder worden tegengehouden of gecontroleerd. Op de tekening wordt de ring vermeld als 's Gravenwal, een naam die ook werd gebruikt in het verhaal over Rollarius, de reus of Rus van Roeselare.

 

Roeselare (Sanderus, Flandria Illustrata)

 

-Izegem

De walburg wordt hier aangeduid als 't Oud kasteel, de plaats waar eens de heer van de heerlijkheid Izegem verbleef. Soms sprak men gewoon van de Wal. Vlakbij lag een eiland van waaruit men de Mandel bewaakte.

 

Izegem (Sanderus, Flandria Illustrata)

 

-Ingelmunster

Hier misschien geen ring, maar een walburg of waterburcht aan de Mandel. Vanwege zijn historische waarde tot ver in de middeleeuwen, moet dit een belangrijke vesting langs de Mandel zijn geweest. (Meer over Ingelmunster in mijn boek en het artikel 'Druïden te Ingelmunster'?)

 

Ingelmunster (Sanderus, Flandria Illustrata)

-Wakken

Hier zijn de resultaten klaar van de opgravingen in de kerk. Er was hier tussen de tweede en vierde eeuw een Romeinse tempel en er is aardewerk uit Merovingische periode gevonden. Wakken werd vermeld in 791, in villa noncupante UUackinio, een moerassige plaats langs de Mandel. De heerlijkheid Wakken was lange tijd eigendom van de Heren van Harelbeke. Nu nog zijn de restanten te zien van een achtvormige motte, die in oorsprong zeker al teruggaat op een Frankische herenhoeve die Ter Hoyen heette. 66 Naast het neerhof op de eerste motte stond het kasteel67 of opperhof op de tweede motte.

 

De Leie:

-Vijve

Vijve lag aan de kruising van de heirbanen van Bavay naar de kust en van Kortrijk naar Gent. De burg van Vijve werd wellicht op het einde van de 9de eeuw ingenomen door graaf Boudewijn II waarbij de heidense laaglanders als wikingen de wijk moesten nemen. De nieuwe bruggraven van Vijve werden trouwe vazallen van de graaf van Vlaanderen. Ze bewaakten de Vijfsche waeteren op de Leie. In 992 werd verwezen naar de burcht, toen de pastoor Bugecinus van Harelbeke afkwam met relikwieën omdat de (heidense?) Kortrijkzanen Harelbeke hadden platgebrand. De heren van Vijve werden ook die van van Kortrijk na de slag bij Kassel in 1071. Begin elfde eeuw werd de burcht van Vijve aangeduid als zeer versterkt.68 Tijdens de 12de eeuw werd de burcht vernield en men verdeelde het territorium van de familie van Vijve. De burcht van Vijve is eigendom geweest van de heren van Ingelmunster.69

Reconstructie van de ringwalburg van Vijve.

Tekening naar illustratie op http://blog.seniorennet.be/wareber2/archief.php?ID=1831557 maart 2017

 

-Het mottekasteel te Waasten (Warneton)

Waasten ontstond met een motte op de samenvloeiing van de Leie en de Douve. De ligging is te vergelijken met de motte van Leiden en York. Later werd op de motte een kasteel gebouwd. In de zeventiende eeuw was Maurits van Nassau er nog heer van Waasten.

 

-La Motte-au-Bois aan de Bourre bij de Leie (Frans-Vlaanderen)

De motte heette eigenlijk De Walle70 en is nu een deel van Moerbeke (Morbecque) in Frans-Vlaanderen. Het was de grootste versterking bij de Leie. Wido Bourel schrijft Toponymische en geografische studies hebben uitgewezen dat het bruggenhoofd van de Vikings naar alle waarschijnlijkheid in ... De Walle was gelegen.71 Volgens hem kwamen de wikingen daar aan; ik laat ze daar wonen. Men spreekt alleszins over een kampplaats. De burg lag in die tijd nog aan zee.

In 1065 werd op de motte een kasteel gebouwd door Robrecht de Fries, graaf van Vlaanderen. Tijdens de veertiende en vijftiende eeuw was het de voornaamste verblijfplaats van de graven van Vlaanderen. Het huidige kasteel stamt uit het begin van de twintigste eeuw.

 

De Schelde:

-Aendijcke in Zeeuws-Vlaanderen (Zeeland)

Aendijcke (aan de dijk) is een verdwenen dorp, in 1586 verzwolgen door militaire conflicten waarbij dijken werden doorbroken. Het dorp ontstond waarschijnlijk met de dubbele motte. Op die plaats werden scherven gevonden uit de tiende eeuw. Op een tekening uit 1569 zien we een gelijkaardige situatie als de dubbele motte van Werken of Wakken.

 

Aendijcke op een kaart van Franchoys Horenbault, 1569

Op http://www.zeeuwseankers.nl/nl-NL/verhaal/1106/verdronken-aendijcke-slachtoffer-van-inundatie maart 2017

 

-Zaamslag in Zeeuws-Vlaanderen (Zeeland)

De motte van de Torenberg dateert waarschijnlijk al uit de vroege middeleeuwen. Er moet bewoning zijn geweest tijdens de wikingentijd, maar sporen uit die tijd zijn tot nu toe niet gevonden. Zaamslag bij Terneuzen bestond al in de Romeinse tijd en komt voor het eerst in geschriften voor in 980. Belangrijke vondsten voor die ouderdom zijn Romeinse munten en een inscriptie op een boom die doet denken aan runenletters. Er lijkt geen bewoning te zijn geweest na de Romeinse tijd tot in de zevende eeuw. In de Middeleeuwen werd Zaamslag bestuurd vanuit Gent.

 

-Berg van Troje Borssele, Zuid-Beveland (Zeeland)

De Berg van Troje was een vliedberg langs de Westerschelde waar later het mottekasteel het Slot Troje op werd gebouwd. De heuvel stamt zeker uit de elfde eeuw. De naam doet vermoeden dat het in oorsprong om een heidense woonst ging. Hier woonden later de Heren van Borssele. In de naam Borssele zit een Frankisch sele-toponiem, dat staat voor 'zaalhuis'.

 

-Singelberg te Beveren-Waas (Oost-Vlaanderen)

Hier kunnen nog de resten worden gezien van een grachtheuvel of motte die stamt uit de negende-eeuwse conflictentijd van de wikingen met de Franken. De vraag luidt nog eens: Wie moest zich verdedigen? Wie won? Wie bleef daar wonen? Of werden er nieuwe versterkingen aangelegd door de veroveraars? In 965 stond zeker al een burcht op de heuvel. De bouwwerken dienden blijkbaar om status te etaleren en macht ten toon te spreiden. In 1158 werd de burcht vernield tijdens conflicten tussen de graven van Vlaanderen en die van Holland. De burcht werd driemaal heropgebouwd, maar in de 17de eeuw verdween de bebouwing. Ook hier was een neerhof te vinden.72

 

-Kalvarieberg Munte (Merelbeke Oost-Vlaanderen)73

De tweeledige kleine motte heeft een opperhof (Ø25 m) op een zes meter hoge kunstheuvel die zelf op een natuurlijke heuvel het landschap domineert. Bronnen in de buurt zorgden voor water. De plaats moet in de vroege middeleeuwen zijn bewoon, want het toponiem kouter in de buurt verwijst daarnaar. De motte moet zo op een oudere nederzetting zijn gebouwd. 'Torrekensstraat' kan refereren naar de vroegere woontoren op de motte. Op het neerhof bevond zich de parochiekerk van Munte, oorspronkelijk een eigenkerk, gewijd aan Bonifatius, apostel van de Friezen! De naam 'Munte' (van het Latijnse Mons) werd voor het eerst in 990 vermeld en was waarschijnlijk de nu nog zichtbare heuvelrug, waar de motte aan de rand van lag. Van 843 tot 1047 behoorde Munte tot het Duitse rijk. Er zijn tot nu toe geen archeologische artefacten opgezocht of beschreven. De achtvormige motte vertoont sterke gelijkenissen met de castrale motte van Petegem-aan-de-Schelde en met die van Eine aan de Schelde bij Oudenaarde.

 

-'t Oud Kasteel Petegem-aan-de-Schelde (Oost-Vlaanderen)

Het waterkasteel lag op linkeroever van de oude Schelde. Al vanaf de achtste eeuw bewoonde men de plaats. Er stond een houten woonhuis en een bijgebouw. De 'villa' behoorde tot West-Francia en lag strategisch tussen de Schelde en de Romeinse weg van Gent naar Doornik. In de negende eeuw kwam een stenen zaal met een verdiepte werkplaats (Grübenhaus). Rond de zaal en een kerkgebouw kwam in de loop van de negende eeuw ook een meer dan 7 m brede achtvormige gracht, wellicht een defensiemaatregel. Er moet hier al van in het begin een tolkantoor zijn geweest, wat ook tijdens de Frankische tijd bleef. Men vermeldde de nederzetting in een oorkonde van 864, waarbij kon worden aangetoond dat hier Frankische koningen verbleven. Hebben de Franken hier rietbewoners (russen) verjaagd?

 

-La Neuve Tour te Dowaai (Douai Frans-Vlaanderen)

Douai lag in de zevende eeuw op een heuvel tussen twee rivierarmen. De naam werd voor het eerst vermeld als Duacum in 930. De motte lag bij de Scarpe die tot het Scheldebekken behoort. Koning Lotharius van Lotharingen liet een residentie bouwen, een houten gebouw van vijf meter op elf meter, ingemot tot drie meter hoog. In 987 komt het bezit weer in Vlaamse handen en bouwt Arnulf II een nieuwe toren van vier meter op vijf meter. Misschien was dit wel het eerste mottekasteel van Vlaanderen. In de twaalfde eeuw sprak men er al Frans, maar men bleef zich Vlaming voelen. Tot de 17de eeuw behoorde Dowaai tot de Nederlanden. Dowaai is ook een plaats waar eens reuzen (russen of rietbewoners) woonden.

 

De Rijn:

-Leiden

De burcht van Leiden bevond zich bij de samenvloeiing van twee armen van de Rijn. Al in de negende eeuw stond een palissade op de heuvel. De met palen omheinde (verdedigings-)motte had een doorsnede van ongeveer 35 m en was opgeworpen met zoden en klei. Rond het jaar 1000 stond er al een houten gebouw. In de elfde eeuw werd de heuvel verschillende keren verhoogd tot ongeveer negen meter. Graaf Dirk VI zorgde in de twaalfde eeuw voor een ringmuur.74

Ontdek ook de frappante gelijkenis tussen de motte van Leiden en die van York. Beiden liggen aan de binnenkant van een monding (Leiden tussen twee Rijnarmen en York tussen de Foss met de Ouse), beiden hebben een gelijklopende ouderdom en zijn gestart als een ringwalburg met palissades, beiden evolueerden naar een cirkelvormig kasteel met een gelijkende omtrekmuur en beiden hadden in de beginfase te maken met 'Denen' en/of wikingen.

Er bestaan zelfs nog verhalen over Leiden uit de vijfde eeuw: Van der Vlist75 noemt een anonieme bron uit 1440, die beschrijft dat Friezen en reuzinnen (een tolplaats in het riet?) in de vijfde eeuw een burcht hebben gebouwd in een ‘Woud zonder Genade’. En in een boek van Jan Jansz Orler uit 1614 wordt vermeld dat de burcht van Leiden zou zijn gesticht in 449 door Hengest. Dit was dan Hengist, een hertog van de Angelen en Saksen die samen met zijn broer Horsa streed in Engeland tegen Vortigern. Horsa sneuvelde, maar Hengist keerde naar de streek van Leiden terug om er een burcht te bouwen. Historici hechten tot nu toe maar weinig waarde aan dit verhaal, maar dat kan met mijn boek76 veranderen. Op die manier zou er dus al in de vijfde eeuw een 'ringwalburcht' zijn geweest te Leiden!

 

-Grebbeberg bij Rhenen (Utrecht)

Op de Grebbeberg aan de Rijn kan een ringwalburg hebben gestaan. Waarschijnlijk werd hij nu en dan verbouwd, want er zijn daar al versterkingsresten gevonden van rond -2000. De ringwal – vermoedelijk met een droge gracht, een tweede wal met gracht en een buitenste wal – dateert misschien al uit de zevende eeuw, en diende als verdediging van de daar wonende mensen tegen de Franken. (Conventioneel zijn er geleerden die het ook andersom willen zien.) Het was geen volledige ring, want één kant was een helling van de 50 meter hoge Grebbeberg. De plaats noemde men soms ook Heimenberg of Tafelberg.

 

Andere mottes:

-Galooie-Mote te Loker (West-Vlaanderen)

De familie van Béthune werd rond 1200 eigenaar van Loker. De heren van Loker bouwden op hun heerlijkheid vermoedelijk in de 13de eeuw een houten toren op een motte. Kort daarna werd die al vervangen door een toren in gele baksteen.77

 

Ronde burchten en kastelen

 

In Duitsland spreekt men soms over 'Turmburg'. In de Nederlanden eerder over zaaltorenburchten en ronde kastelen. Dergelijke ronde bouwwerken zijn vooral in Noord-Nederland teruggevonden. Het waren woonplaatsen van de (hoge) adel en dienden als status- en machtssymbool. Een paar voorbeelden in Nederland zijn de Swormertoren van Geysteren en Ter Leede bij Leerdam. Andere plaatsen met ronde woontorens: Didam, Huissen, Bergh en Stein. In de oudste torens woonde de hoge adel, later werden ook torens gebouwd door de lagere adel. De eerste op zichzelf staande woontoren in Nederland was het Gravensteen te Leiden, dat rond 1200 werd gebouwd.

In 1901 beschreef Berden78 de woontoren als een donjon-type, afkomstig van de Noormannen dat volgens hem in Nederland na 1200 niet meer werd toegepast. Hij omschreef het type als 'een groote woontoren, omringd door een verdedigbare omsluiting'.

 

In Vlaanderen stond een woontoren te Assebroek (Brugge). Het betreft een ring die zich bevindt in de Assebroekse Meersen. De wallen werden met zand op het veen aangelegd. Onderaan de zandophoging werd daarbij ook moeraskalk gebruikt. In de binnenste ring en op de eerste wal lagen bouwresten van baksteen- en kalkmortel. De eerste walgracht was 40 m breed, de tweede 20 m. De breedte van de eerste wal ligt tussen 25 en 35 m. De eerste walgracht kan al dateren van 1175. Het gevonden aardewerk doet vermoeden dat de burg uit de 13de eeuw stamt. De oudste vermelding van de Heren van Assebroek – eigenaars van deze site – gaat terug tot de 12de eeuw. Het 'leenhof' dat waarschijnlijk bij het neerhof hoorde, wordt voor het eerst vermeld in 1201. De plaats moet in de 15de eeuw zijn verlaten.79 We hebben hier niet te maken met een ringwalburg uit de wikingentijd maar met een 'rond kasteel'. Anderzijds kunnen we stellen dat de ringwalburgen misschien nog zo tot de cultuur van de voorouders behoorde, dat het kopiëren en 'moderniseren' van een ringwalburg als statussymbool niet helemaal uit te sluiten is.

 

Besluit

Alle ringwalburgen en mottes opsommen en bespreken is een levenswerk. Vandaar dat hierboven maar enkele interessante voorbeelden zijn aangehaald. Een grondige studie zal de verschillende burgen met hun verschillende functies uit elkaar dienen te halen om te scheiden en te onderscheiden. Het onderwerp moet zeker kunnen rekenen op een grote belangstelling voor ieder die is geïnteresseerd in de West-Europese geschiedenis van het eerste millennium.

Het komt mij voor alsof veel van de latere mottes – die vanaf de tiende-elfde eeuw – vooral werden gebouwd om aan te duiden dat de (feodale) macht zich installeerde en etaleerde, waarbij de leiders die macht probeerden te bestendigen. De vroegere walburgen lijken me te zijn bewoond door de plaatselijke bevolking die voor Franken op de vlucht sloegen. Er is Romeins materiaal gevonden in (de buurt van) de vele oudste heuvels in de deltagebieden. Daar er vele tientallen – wellicht honderden – van die terpen of heuvels bestonden, mogen we redelijkerwijze ook aannemen dat er heuvels tussen zaten uit de Romeinse tijd, omdat dit een gebied was waar de Romeinen aanwezig waren. Meelopers met de Romeinen hadden geen versterkte woningen nodig, wie koppig vasthield aan zijn vrijheid wel. Uiteindelijk moesten de niet-Romeins gezinden vluchtten naar betere oorden. Wanneer de Romeinen uit onze streken verdwenen, zijn hun wachttorens misschien ook omgebouwd tot versterkte woonplaatsen. Burgen werden daarna in de vroege middeleeuwen gebouwd of ingepalmd door de Franken die er versterkingen, kerken en abdijen op zetten. De wijkende heidenen zouden onder andere in Normandië, Engeland en Denemarken eenzelfde soort versterkingen of mottes bouwen die ze in hun thuisland, Vlaanderen-Zeeland, gewoon waren.

 

 

Er is nog werk aan de winkel!

Voorbeelden van onbekende 'motteringen' in West-Vlaanderen, gevonden op luchtfoto's uit de Eerste Wereldoorlog.

Bron: Hanson William S, Oltean Ioana A, Archaeology from Historical Aerial and Satellite Archives Springer Glasgow, 2012 p. 82

 


Bronnen

1.Jaarboek Monumentenzorg 2004. Op weerstand gebouwd. Verdedigingslinies als militair erfgoed. Op

http://www.dbnl.org/tekst/_jaa030200401_01/_jaa030200401_01.pdf p. 69, november 2017

2.Vanbrabant Luc, Een nieuwe visie op Noordzeevolkeren en wikingen uit de lage landen. Uitgeverij Boekscout 2017, deel 4 hoofdstuk 10

3.Goodchild Helen, Holm Nanna, Sindbæk Søren M, Borgring: The discovery of a Viking Age ring fortress.  Op academia.edu

Foto op http://www.visitkoege.com/ln-int/koege/borgring-viking-castle-koege

4.Association des Amis du Camp de Péran, Le camp de Péran Forteresse Viking. Plédran

http://www.wikiarmor.net/Camp_de_P%C3%A9ran november 2017

https://fr.wikipedia.org/wiki/Camp_de_P%C3%A9ran#cite_ref-ref-3_3-0 november 2017

5. Gaunt Andy, Geophysical Magnetometer Survey at Thynghowe, Hanger Hill, Sherwood Forest, Nottinghamshire, Geophysical Survey Report 2017 Mercian Archaeological Services CIC.

Op http://www.mercian-as.co.uk/reports/thynghowe_magnetometer_survey_report_2017.pdf

Barlow Jamie, New discoveries at Sherwood Forest’s ancient Viking meeting point. 2017

Op https://nottstv.com/ancient-viking-meeting-point-sherwood-forest-discovered-archaeologists/ november 2017

6. Jaarboek Monumentenzorg 2004. Op weerstand gebouwd. Verdedigingslinies als militair erfgoed. Op http://www.dbnl.org/tekst/_jaa030200401_01/_jaa030200401_01.pdf p. 54, nov. 2017

7.Tuin Michel, De mogelijkheid van een ringwalburg in Beverwijk HGMK Ledenbulletin 31 p. 70

8.Tuin Michel, p. 67

9.Gemeente Veere, Vikingen in Domburg. opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg Walcherse archeologische dienst 1998 p. 4

10. http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Ringwalburg&action=edit april 2015 en op http://www.leylijnen.com/ringwalburgenkust.htm april 2015 en bij Ufkes Adrie, Karolingische bewoning in de vroeg-middeleeuwse ringwalburg van Domburg, Paleo-aktueel 23, p. 47-56

11.van Smeerdijk D.G, BIAXiaal148. Palaeo-ecologisch onderzoek aan plaggen uit de wal van de Karolingische Ringwalburg van Domburg. BIAXConsult, Zaandam, 2002 p. 10-11

12.Van Heeringen R. M, De Bruin M.P, Karolingische burchten in Zeeland. Provincie Zeeland 1993, p. 11

13.Van Heeringen R, Henderikx P. A, Mars S. A (red.), Vroeg-Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland. Amersfoort 1995 p. 28-31

14.Van Heeringen R, Henderikx P. A, Mars S. A (red.), p. 224

15.Silkens B, Meijlink B.H.F.M, Duizend jaar afval. Archeologische waarnemingen bij de aanleg van huisvuilcontainers in de binnenstad van Middelburg. Walcherse Archeologische Dienst Middelburg 2010

16.Silkens B, Archeologisch bureauonderzoek plangebied Bachtensteene te Middelburg, Walcherse Archeologische Dienst 2007

17.Lenshoek Marian, Ronald van Immerseel, Buitenplaats Kloetinge door de eeuwen heen. In 'De woonstede door de eeuwen heen, nr: 134 juni 2002

18.Zutphen Monumentaal, Opgraving IJlandpanden. Vikingslachtoffer of rituele begraving? Nieuwsbrief monumentenzorg, archeologie en bouwhistorie in de gemeente Zutphen. Juni 2005 nr. 11 p. 1-12

19. Zutphen Monumentaal, p. 5

20.https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Leiden oktober 2017 en Bonis Wim, De Burcht in Leiden, academie pansophia pdf 2017

21.Dijkstra Mark, Bewoningsgeschiedenis noordelijk kustgebied. Achtergrond Document Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. 2016 p. 21

22.Tuin Michel, De mogelijkheid van een ringwalburg in Beverwijk HGMK Ledenbulletin 31 p. 61

23.Tuin Michel, p. 63

24.Michel Tuin, p. 81

25. Zeiler Frits David, Hel en paradijs Duintoponiemen in Zuid-Kennemerland PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Velserbroek 2008

26.Voor de mogelijke Friese grenzen van toen, zie Vanbrabant Luc, Een nieuwe visie op Noordzeevolkeren en wikingen uit de lage landen. Boekscout 2017, p. 359-360, of Deel 2 Friezen op http://wikingen.jouwweb.nl/boek-wikingen .

27. https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Broekburg november 2017

http://bouwstoffen.kantl.be/tw/lemma/?id=2206 november 2017

28. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/140003 november 2017

29.Gestella (988) wordt etymologisch verklaard als ‘een beboste, zandige plek, omringd door moeras (Gysseling 1960, 406) of een samenstelling van "geest": zandgrond en "la": bos 988: eerste vermelding als "Gestella" in pauselijke bulle van Johannes XV, gericht aan bisschop Liudolf van Noyen-Doornik.

30. Op https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/140004 en

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/121630 november 2017

31.Rutte Reinout en Vannieuwenhuyze Bram, Stadswording in de Lage Landen van de tiende tot de vijftiende eeuw. Bulletin Knob 2014 p.122

32.Alfheringheim of het huis van de nakomelingen van de alfheer of het alfleger. Gysseling Maurits, Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) 1960, p. 51

33.Vansassenbrouck Olivier, Geofysische prospectie van een circulaire structuur te Alveringem, West Vlaanderen. VUB Brussel 2013 p. 37

34.Vansassenbrouck, o.a. p. 36

35.Erfgoed Vlaanderen bij Oostkerke.

36.https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/140011 november 2017

https://nl.wikipedia.org/wiki/Oudenburg november 2017

37.Gysseling Maurits, Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) 1960, bij Oostburg

38. http://www.omroepzeeland.nl/nieuws/78521/Middeleeuwse-gracht-Oostburg-gevonden okt.2017

39.Op http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/wetenschap/1.3048635 oktober 2017

40.Zie de vele volksverhalen over de reuzen. Vanbrabant Luc, Een nieuwe visie op Noordzeevolkeren en wikingen uit de lage landen. Uitgeverij Boekscout 2017, deel 9 hoofdtuk 2

41. http://laaglandsinfo.jouwweb.be/gevarieeerde-verhalen/dijken-en-werken

42.http://archeologieonline.nl/nieuws/skipsea-castle-is-gebouwd-op-grafheuvel-uit-de-ijzertijd oktober 2017

43.Volgens Bas Aerts, historicus, op

http://www.basaarts.nl/interessegebieden.php?page=nederland maart 2017

Wikipedia op https://nl.wikipedia.org/wiki/Vliedberg maart 2017: De meeste mottes op de vliedbergen zijn opgericht in de periode die liep van het eind van de twaalfde tot en met de veertiende eeuw.

Wierde (woerde, werde, wuurde,worde) betekende ook heuvel. In Gelderland bestaat nog pol, een (natuurlijke) hoogte in het laagland

44.Van Osta, DONK: Semantisch en Etymologisch, uit: Naamkunde 1992

45.Uit Gesta Normannorum ducum, uitgegeven door J. Marx, Rouen-Paris, 1914, p. 613

46. De Fransen denken natuurlijk direct dat het komt van het Latijnse dominus of huis van de heer. Bron: de Boüard Michel, Quelques données archéologiques concernant le premier âge féodal. In: Annales du Midi : revue archéologique, historique et philologique de la France méridionale, Tome 80, nr.89, 1968.

47.Bij INL op

http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=ONW&id=ID4118.re.3 maart 2017

48.Op http://www.cnrtl.fr/etymologie/motte maart 2017

49.Volgens Wikipedia https://fr.wikipedia.org/wiki/Motte_castrale#cite_ref-30 maart 2017 en op http://www.cnrtl.fr/etymologie/motte oktober 2017

50.Oudhoogduits: mōta-***, mōtam***, mōtja-***, mōtjam***, germ., st. N. (a): nhd. Versammlung, Treffen, Begegnung; ne. meeting... met vermelding Pokorny 746? http://koeblergerhard.de/germ/germ_m.html maart 2017

51.Berkers M, Claes B, De Decker S, De Meulemeester J, Châteaux à motte des anciens Pays-Bas méridionaux : un état de la question après quinze ans de silence. Château Gaillard 23 p.X-X, Publications du CRAHM 2008 p. 29

52.Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Mottes https://id.erfgoed.net/themas/44 oktober 2017

53. Op http://www.voetstappen.nl/binland/zeeland/vliedbergen/index.php maart 2017, Google Maps en Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_vliedbergen maart 2017

54.Claes Britt, Meganck Marc, Les mottes castrales en région bruxelloise.

Op https://kmkg-mrah.academia.edu/BrittClaes maart 2017

55.Van Overtraeten Jozef, De Nederlanden in Frankrijk, Vlaamse toeristenbond Antwerpen 1969 p. 271

56.Dewilde Marc e.a, Cenulae recens factae. Een huldeboek voor John De Meulemeester, Novi Monasterii. Vol. 10 Academia Press 2010 p. 44-45

57.Les Normands se dirigèrent vers la petite forteresse élevée...au lieu appelé Sithiu…

Anonyme, Livre des Miracles de Saint-Bertin, milieu du ixe siècle.

Op Wikipedia: https://fr.wikipedia.org/wiki/Motte_castrale#cite_ref-28 maart 2017

58.https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/301676 maart 2017

59.Dewilde Marc e.a, Cenulae recens factae. Een huldeboek voor John De Meulemeester, Novi Monasterii. Vol. 10 Academia Press 2010 p. 49

60.https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/79639 maart 2017

61.Gekend als de Romeinse schat van Werken.

Vandeputte Omer, Gids voor Vlaanderen. Uitgeverij Lannoo Tielt 2007 p. 651

62.https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/126135 maart 2017

63.https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/107877 oktober 2017

https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/121816 oktober 2017

64. https://nl.wikipedia.org/wiki/Zaalhof maart 2017

65.Tekeningen daarover staan bij: Sanderus Antonius, Flandria illustrata, sive Descriptio comitatus istius per totum terrarum orbem celeberrimi, op http://lib.ugent.be/catalog/rug01:000791673 maart 2017

en enkele zijn te zien op http://wikingen.jouwweb.nl/boek-wikingen

66.Terug te leiden tot het Germaanse woord agwjô, vruchtbaar, alluviaal land aan een waterloop.

Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Omwalde hoeve Goed Ter Hoyen,

Inventaris Onroerend Erfgoed, https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84444 maart 2017

Het kon ook hoge plaats betekenen, INL vermeldt Het Hoge op

http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=ONW&id=ID2536&lemmodern=hoge maart2017

E-mail Wim Coussens, 22 juni 2017: ...Wat Wakken betreft, zijn de resultaten klaar van de opgravingen in de kerk. Nu staat het ook vast dat hier tussen de 2de eeuw en 4de eeuw een Romeinse tempel was en ook aardewerk uit de Merovingische periode. Deze documenten zijn nu beschikbaar voor studie...

67. Vroegste vermelding 1377, https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84444 maart 2017

68.Vita Bertulphi: Vivium castellum tunc temporis munitissimum, de burcht van Vijve, in die tijd zeer versterkt.

69.Op http://users.telenet.be/degaverstreke/BurggravieVijve.html maart 2017

E-mail Wim Coussens, 22 juni 2017: ... Wel weet ik dat de burcht van Vijve en brug (overzet), eigendom is geweest van de familie de Plotho uit Ingelmunster...

70.Andere namen: Ter Walle, De Mote, Wallemote

71.http://widopediaeu.webhosting.be/de-opwarming-van-de-aarde-en-de-geschiedenis-van-de-noordzee maart 2017

72.https://nl.wikipedia.org/wiki/Singelberg maart 2017

73.Dewilde Marc e.a, Cenulae recens factae. Een huldeboek voor John De Meulemeester, Novi Monasterii. Vol. 10 Academia Press 2010 p. 45-46 en https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/200901 oktober 2017

74. Wikipedia op https://nl.wikipedia.org/wiki/Burcht_van_Leiden juni 2017

https://cultureelerfgoed.nl/nieuws/burchtheuvel-leiden-archeologisch-rijksmonument juni 2017

75.Van der Vlist Ed, De Burcht van Leiden, Primavera Press, 2003

76. Vanbrabant Luc, Een nieuwe visie op Noordzeevolkeren en wikingen uit de lage landen. Uitgeverij Boekscout 2017, p. 254

en webstek http://wikingen.jouwweb.nl/aanvullingen-wikingboek

77.Agentschap Onroerend Erfgoed 2016: Galooie-Mote [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/201012 oktober 2017

78.Hermans Taco, Middeleeuwse woontorens in Nederland: de bouwhistorische benadering van kasteelvorm. Band 1 Teksten. Uitgeverij Verloren Hilversum 2016 p. 24

79.Ryssaert Caroline, De Gryse Janiek, Tys Dries, Baeteman Cecile, Orbons Joep, Pype Pedro, Termote Delfien, Germonprez Dagmar, Archeologische evaluatie en waardering van de circulaire structuur van Ver-Assebroek (gemeente Brugge, provincie West-Vlaanderen) Vlaamse Overheid, Ruimte en Erfgoed 2010. p. 62 p. 83 p. 97 p. 100 p. 115 p. 119

80.Onderzoek Op De Gouden Leeuw-Site (Diksmuide, West-Vlaanderen) PYPE PEDRO, BONCQUET TOM & DE GRYSE JANIEK

Afbeelding: Stadsontwikkeling van Diksmuide met aanduiding van het projectgebied (DEWILDE M. 1986, 134-157)

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb