West-Europese wikings tegen Hludwigs leger in het Ludwigslied (881)

Luc Vanbrabant, Oekene.

 

Inleiding

In de abdij van Saint-Amand-les-Eaux (Elno) vond benedictijn Jean Mabillon in 1672 een tekst met een lied uit 881. Hij stuurde de Straatsburgse historicus Johannes Schilter een kopie en het lied werd in 1696 uitgegeven. In 1837 vond August Heinrich Hoffmann von Fallersleben het verloren gewaande originele manuscript in de bibliotheek van Valenciennes bij geconfisqueerd materiaal van tijdens de Franse revolutie. Om de tekst te publiceren onder de naam Elnonensia werkte hij samen met Jan Frans Willems. Jacob Grimm gaf het lied de titel 'Ludwigslied'.i Het lied bestond al tijdens Hludwigs leven, maar de teruggevonden geschreven versie is van kort na zijn dood.ii

Tekst en stijl

Germaanse volkeren zongen graag over hun helden en heldendaden. De Franken hoorden daar ook bij, zowel door hun taal als door hun cultuur. De blijvende invloed van de Romeinse cultuur en taal en de Roomse kerk met haar latijn stonden wel aan de wieg van het opkomende Frans. Het lied zat trouwens in een manuscript waar ook de oudst gekende Frans-Waalse tekst op staat.iii Het lied van Hludwig is grotendeels Frankisch en laat ons een fase ontdekken waarin het Middel- en Opperfrankisch zich aan het onderscheiden zijn van het Nederfrankisch. Men doet het lied tekort aan door alleen maar de Hoogduitse kenmerken te bestuderen. Veel woorden hebben een Hoogduitse spelling, maar de zinsconstructies zijn duidelijk Nederfrankisch. De naam van koning Hludwig met hl- is dat ook duidelijk. (Zie bij Harveyiv voor meer uitleg.) Al in mijn eerste boekv toonde ik Nederfrankische eigenschappen.vi Alle woorden die ik gebruikte om het lied te vertalen zijn ook te vinden in de historische woordenboeken van de Nederlandse taal.vii Met mijn vertaling laat ik ook zien dat de (oude) Vlaamse versie dichter bij het origineel staat dan iedere Hoogduitse versie, zowel oud als jong. Oudhoogduitse verwante teksten zijn nooit teruggevonden. De panegyriek aan de Nederfrankische koning Hludwig speelt zich volledig af in het Nederfrankisch gebied. Met het klooster van Sint-Amand waar het lied wellicht ontstond is het normaal dat de lofzang een West-Frankische, Vlaamse oorsprong heeft, waarschijnlijk een monnik of iemand die de ecclesiastische stijl genegen was. De Sint-Amandsabdij aan de monding van de Elno en de Skarpe had gronden tot aan de Rijn maar lag toen in het graafschap Vlaanderen. Pas in 1754 werd het gebied Henegouws. Of de auteur uit het Rijnland kwam is mogelijk, maar niet te bewijzen. Ik vermoed echter dat het gebruik van oostelijke kenmerken van het Frankisch in die tijd moest aantonen dat Hludwig in zijn westen (Neustrië) even sterk stond als het oosten (Austrasië) en dat men de westerse (taal)kenmerken van de heidense vijand zeker niet wilde benadrukken. Zo kon het lied een symbool worden van het verdrijven van de westelijke oude machten. Wellicht waren de Hoogduitse kenmerken ook een bewijs dat men het groeiende belang van de Austrasische cultuurtaal wilde navolgen. Door het verlies van de wikingen en hun uiteindelijke integratie wordt hier onrechtstreeks het bewijs geleverd van een aan belang verliezende Saksisch-Dietse taal ten voordele van de Frankisch-Dietse variant. Zou de Vlaamse Hucbald van Sint Amand (840-939) het lied en haar melodie hebben gekend? Willems vermoedde in zijn tijd zelfs dat hij de auteur zou kunnen zijn geweest, maar dat kon hij niet bewijzen. Maar de 'christelijke' Hucbald en het 'christelijke' lied hadden duidelijk de kant gekozen van Hludwig. De monnik uit Sint-Amand schreef over een koning die hij al als de zijne zag. (vers 23 Hluduig kuning min)

De tekst bestaat uit gebalde zinnen die op zichzelf een ritme en melodie vragen. Ze lijken uitermate geschikt om in groep te worden gezongen. Vers 47-48 bewijst dat er juist voor de aanval werd gezongen (Kyrie Eleison) en dat na de zang de strijd begon. Kroniekenviii getuigen dat het lange tijd een belangrijk en populair lied was. Het lied als genre past bij de historische literatuur met een boodschap en waar Gods toestemming of zelfs vraag bij hoort. Uiteindelijk is God hier de grootste winnaar. In wezen behandelt het de geschiedenis van het verjagen en onderwerpen van de West-Europese heidenen. Het lied zelf geeft ons geen plaats of datum, maar vertelde wel over God, die Hludwig als een protégé zag die hij wilde testen en waarbij hij de (gedoopte) Franken waarschuwde voor heidense gedragingen. Veel historici vonden en vinden het een verslag van een oorlog met aanvallende wikingen van over zee, maar het lied is anders en duidelijker te interpreteren dan dat. De weggevluchte heidenen kwamen natuurlijk weer, maar Hludwig zorgde hier nog eens voor het verjagen en dus vermeerderen van de wikings op de Noordzee en haar rivieren.

Het verhaal

In 880, te Amiens, verdeelden Hludwig en Karloman het koninkrijk van hun vader. Hludwig heerste vanaf dan over het westelijke Neustrië. Maar in 882 verongelukte hij al en Karloman zou twee jaar later ook sterven. Hludwig bleef vooral bekend voor zijn overwinning op de 'noordmannen' op drie augustus 881 bij Saucourt.ix Saucourt ligt ten noorden van de Somme in de buurt van Abbeville. Hludwigs dood zou de 'heidense' aanvallen op Frankische domeinen en kloosters doen heropflakkeren. In de negende eeuw waren de Karolingers wel aan de macht, maar aan het begin van de tiende eeuw vestigden de graven van Vlaanderen en Normandië hun positie in de regio. Het Parijse hof was niet sterk genoeg om Rollo van Normandië en de Baldwins van Vlaanderen volledig te onderwerpen. Temeer daar zij toch een goede hulp waren om de overgebleven heidense bevolking te onderdrukken.

Hludwig III probeerde met de hulp van de kerk de streek tot de zijne te maken. In het lied wordt hij afgeschilderd als een christelijk mens, een onversaagde krijger die door zijn God de overwinning behaalde. Door verplichte bekeringen probeerde hij het volk in het feodale systeem te doen passen. Dat volk zat ondertussen in tweestrijd. Het kon zich assimileren met de christelijke cultuur of het kon in opstand komen of maken dat het wegkwam. Hincmar van Reims verwittigde Hludwig III al in 881 dat hij de adel die voor hem koos (of wilde kiezen) ook moest begunstigen met 'honores' (machtsposities) om zijn koninklijke macht te behouden en meer stabiliteit in het rijk te krijgen. De vijandschap te Strum (zie verder) sprak boekdelen.

Hludwig III en Karloman (zeventiende eeuwse afbeelding.)x

 

iWikipedia op https://nl.wikipedia.org/wiki/Ludwigslied#cite_note-11 mei 2019

iiTitel van het gedicht: Rithmus teutonicus de Piae memoriae Hluduico Rege, Filio Hluduici, Aeque Regis. (Diets gedicht in vrome herinnering aan koning Hludwig, zoon van Hludwig, ook koning.)

iiiDe oudst bekende Romaanse tekst (13 verzen) heeft als titel ‘Cantilène de Sainte Eulalie’.

ivHarvey Ruth, The provenance of the Old High German "Ludwigslied". In Medium Ævum Vol. 14 (1945) pp. 1-20 Published by: Society for the Study of Medieval Languages and Literature, Oxford.

vDe ontdekking van Nederlands in Normandië. (Uitgeverij Boekscout 2014)

viWoorden als god, gibôd, skild en gisund met hun eind-d zijn Nederfrankisch, net als woorden met eind-th: warth, North, lioth, -varth. Ook het vasthouden aan de i in sundiôno, willion, ellian zijn Nederfrankisch en ook de woorden 'giselleon' (gezellen met suffixale-j) frono (vroon als vroonheer en Vroonstal, een gehucht te Wondelgem) thionet (dient) arbeidi (arbeiden) vranken, gode(s) uolgen (volgen) skein, seo (zee) uaston (vasten) lugenari (leugenare) ellianlicho (alleenlijke) kuning (koning)...

viiTe vinden op INL http://gtb.ivdnt.org/search/?owner=wnt.

Willems gaf al een duidelijke Vlaamse versie/vertaling: Von Fallersleben August Heinrich (Avec une traduction et des remarques par J. F. Willems), Elnonensia: Monuments des Langues, Romane et Tudesque dans le IXe siècle. Drukkerij Gyselynck Gent, 1837

Ook andere auteurs pleiten voor Kustvlaamse elementen in het lied:

van Ginneken op http://www.dbnl.org/tekst/_bel002188601_01/_bel002188601_01_0005.php

de Baecker Louis, la langue flamande en France depuis les temps les plus reculés jusqu'à nos jours, Gent 1893

Thomas Klein somt 46 westerse kenmerken op (In Pijnenburg Willy, Quak Arend, Schoonheim Tanneke, Quod Vulgo Dicitur. Studien zum Altniederlandischen Band 57, Amsterdam 2003).

Robinson (Robinson Orrin W, Old English and Its Closest Relatives:A Survey of the Earliest Germanic Languages, Stanford University Press, 1992) spreekt van het West-Frankische Ludwigslied.

Prof. Van Hoecke Willy, De vroegste uitingen van Nederlandstalig literair leven in de Franse Nederlanden. In het tijdschrift Vlaanderen, jaargang 1982. p. 279-280

viiiQuomodò sit factum non solùm historiis sed etiam patriensium memoriâ quotidiè recolitur et cantatur. Hariulfu in Chronico centulensi lib III cap. 20 Uit Mémoires de la Société des antiquaires de Picardie. Tome 8 1861 p. 43-53: d'Ault Dumesnil M, Le Ludwigslied chant de guerre de la bataille de Saucourt.

ixGysseling en Saugrain geven een verschillende uitleg over de etymologie van de dorpsnaam.

Gysseling op http://bouwstoffen.kantl.be/tw/facsimile/?page=890 mei 2019

Saugrain Claude-Marin, Dictionnaire universel de la France ancienne et moderne...

Gysseling geeft ons een Germaanse uitleg (met ?): Sathulcurtis 881 (kopie 11de eeuw) uit Sanþawulfi curtis, ferme de Sanþawulf of Zandwolf Hoeve. Saugrain geeft een Latijnse naam: Saltus curtis, wat zoveel betekent als een (Romeins) hof met bos en grasland.

xEstampes par Nicolas de Larmessin.f036.Louis III et Carloman, rois des Francs. Paris 1690 (op Wikimedia commons) mei 2017

 

Het heidens volk

De heidenen van het lied waren vooral mensen die handel dreven met volk van overal rond de Noordzee. Het was dan ook normaal dat ze veel schepen bezaten en dat ze die schepen ook gebruikten in tijden van gevaar. Zij werkten en woonden toen vooral in West-Europa. Mag ik de lezer er nog op wijzen dat ik al aantoonde dat onder andere Rollo en Bjorn Isernside uit West-Vlaanderen kwamen, Knut uit Zuid-Vlaanderen, Rorik uit Zeeland en Ogier de Deen uit de Ardennen. Ondanks de conflicten probeerden zij zich toch te integreren. Er zijn verschillende voorbeelden van heidenen (noordmannen, denen...) die gronden in leen kregen omdat de Franken orde wilden verkrijgen in West-Europa. Karel de Kale gaf de Bretonse koning Salomo een deel van Anjou en de Cotentin, Harald kreeg Rüstringen, Rorik Dorestad, Godfried Kennemerland en Haesten werd graaf van Chartres, om maar enkele namen te noemen. Franken en heidenen hadden dus best veel contacten met elkaar, meer of minder bloedig, via conflicten of onderhandelen. Vooral de problemen binnen de Frankische gemeenschap zorgden in de negende eeuw voor een daling van de internationale commerciële activiteiten en niet zozeer de conflicten met de noordmannen. Het waren eerder de noordmannen die profiteerden van die zwakten om zichzelf sterker te maken.i

De heidense vijand had naargelang de omstandigheden verschillende namen: Herulen, Saksen, Friezen, Northmanni, Normens, Dani, Denen, Vandalen, Suevi, Hunnen, Hongaren, zeepiraten, rovers, heidenen, enz. Einhard schreef dat de wikingen die in Frisia woonden Nordmanni en Dani werden genoemd. Voor het oude Nederlands, Engels en Angelsaksisch betekende het woord 'deen' een bewoner van een vallei (West-Europese laagvlakte), een hol (kuilhuizen) een hut (plaggenhutten) een woud, een bosdal, een nest, een schuilplaats, een hol land of zandbank, enz. Het woord 'deen' was een generisch woord en de eigennaam 'Deen' in Denemarken stamt van later. Dat die noordelijke mannen of 'denen' van Normandië tot Zeeland leefden, of zowat overal langs het water van het Scheldebekken tot de Maas, is door mij al enige keren aangetoond. De Scaldingi waren de bekendste groep. Ook in het Ludwigslied zijn weer aanwijzingen om tot die conclusie te komen.

De Saksische kronieken melden het conflict kort bij het jaar 881: ...Hier ging het leger hoger op naar Francland en met de Francan werd gevochten en daar steeg het leger op paarden na dat gevechtii... 'Hoger op' betekent hoogstwaarschijnlijk vanuit Gent waar het grote leger van Warmond zat, naar het zuidelijker Saucourt. Een interessant bericht hier is, dat het leger over paarden beschikte. Dat strookt niet onmiddellijk met een zeevolk dat op zijn schepen afkwam, maar met een landvolk dat paarden bezat en in de buurt woonde. Dat landvolk dat in de West-Europese valleien woonde, werd natuurlijk geholpen door hun weggevluchte familie, hun wijkingen of wikingen. In Fressenneville (Frescenavilla of Friezen-hof)iii stond in de negende eeuw een houten versterking op een motte waar waarschijnlijk Friezen (denen) woonden of verbleven, de tegenstanders van Hludwig. Saucourt ligt halverwege tussen Fressenneville en Franlieu (Francorum Locus of Frankenplaats) wellicht de plaats waar de Frank Hludwig zijn aanval op de Saksen (Friezen, denen...) voorbereidde. Het toponiem 'La terre des tombes' (graftomben-land) lijkt mij ook een veelzeggende naam voor de plaats van de veldslag. Archeologische artefacten zijn niet teruggevonden, misschien op wat muilezel-ijzers na,iv wat eigenaardig is voor een slag waarvan men beweerde dat meer dan 8000 wikings er het leven lieten.

 

 

iSchneider Jens, Les Northmanni en Francie occidentale au IXe siècle. Le chant de Louis. In: Annales de Normandie, 53ᵉ année, n°4, 2003. pp. 291-315

iiManuscript A (B,C,D,E)

881 Her for se here ufor on Fronclond, 7 þa Francan him wiþ gefuhton, 7 þær þa wearþ se here

(B,C 882) (B,C ufur)(B,C,D Francland E Frangland) (B gefuhtan)

gehorsod æfter þam gefeohte.

(B D gehorsad, E horsad)

The Anglo-Saxon Chronicle: An Electronic Edition (Vol 5) literary edition: http://asc.jebbo.co.uk/e/e-L.html# mei 2019

iiiAan de Somme ligt nog een dorpje met de naam 'Frise'. Ook andere toponiemen in (Noord) Frankrijk verwijzen naar een Friese bevolking: Fresnicourt-le-Dolmen, Fressain, Fressin, Fresquiennes, Frévillers (gesticht door een Friso of Freso). O.a. Bij Poulet D, Noms de lieux du Nord-Pas-de-Calais, uitgeverij Bonneton 1997.

ivhttp://vimeu.free.fr/articles.php?lng=fr&pg=158 mei 2019

 

Later is over diezelfde veldslag ook een chanson de geste gemaakt: 'Gormond et Isembart' of 'Warmond en Isenbaert'. Germond de Picquigny (987-1048) is de vroegst teruggevonden naam uit een adellijk geslacht, die een nakomeling kan zijn geweest van de heidense Gormond uit dezelfde streek, die samen met Isembart uit Sint-Rikiers – allebei langs de Somme – vochten tegen Hludwig III in 881 te Saucourt. Binnen de familie kregen nakomelingen telkens weer de naam G(u)ermond. Na de slag vluchtten de denen onder andere naar noord (richting Vlaanderen) oost (naar de Maas toe) en zuid (onder andere naar Eu). De Annalen meldden dat de denen op het land en op de rivier weer vertrokken naar Gent om daar hun boten te herstellen. Ze voeren daarna onder andere de Maas af/op tot aan Haslao.i In het lied van 'Gormond et Isembart' heeft men het ook over 'Ireis', wikingen van Dublin, die meekwamen met het grote leger vanuit Fulham naar Gent om de Franken te bestrijden.ii Denen van Ierland vochten dus samen met denen van Vlaanderen.

Hludwig, toen negentien jaar oud, kwam bij Sathulcurtis het gebied binnen waar de laaglandse denen woonden. Twee dorpen wat verder in het noorden, Coppenaxfort en Dennebroeucq (Denebroc in 1173) beschouwen de denen nog altijd als hun eerste bewoners. Hludwig maakte dat gebied tot het zijne. Hij kwam met zijn leger in Lotharingen, in een gebied dat hem niet toebehoorde en dat hij niet kende. Een burcht had hij daar dus nog niet.iii Hludwig kwam na de slag met zijn leger naar het district van Kamerijk in de plaats Strum om de denen te bedwingen. Strum/Stroms in 881 heet nu Estrun en betekende waarschijnlijk rivier(en). Het dorp lag tussen de Schelde en de monding van de Sensée. We mogen veronderstellen dat Hludwig in Strum zijn kamp wilde opslaan omdat hij een verdedigingskamp tegenover de heidenen wilde hebben.iv (Volksgeschiedenis heeft van het denenkamp een 'camp de César' gemaakt.) Maar de mensen die daar woonden bleven partij kiezen voor de denen, heidenen die zich verdedigden vanuit hun eigen houten versterking tegen Hludwig. Het was duidelijk dat de koning zoiets niet verwachtte. Niemand wilde kamp kiezen voor hem en helemaal verslagen waren de noorderlingen dus ook niet.v Ook de christelijke bronnen vermelden dat er in 882 en 883 nog wikingen woonden in de streek. Door die mannen van het noorden af te schilderen als barbaarse invallers keerde de koning de situatie om en kon hij zijn claims meer rechtvaardigen. Zo groeide zijn westelijk Frankenland.

De denen namen wel wraak. In 882 vermelden de Annales Vedastini uit Atrecht: ...De Denen legden de zeer fameuze palts van Aken in de as en staken de zeer hoogstaande kloosters en de steden Trier en Keulen, zowel de paltsen als de villa's, in brand. Ze sloegen de landslieden dood. Keizer Karel (de dikke) verzamelde een oneindig groot leger en belegerde hen te Haslao. Koning Godefridus kwam naar hem, de keizer gaf hem het rijk van de Friezen, dat eens van de Deen Roricus was geweest. En hij gaf hem Gisla, de dochter van koning Lothar ten huwelijk... Er waren dus wel degelijk onderhandelingen met de heidenen!

Twee jaar na de veldslag kwamen de denen uit Gent opnieuw naar het zuiden en was er een andere veldslag te Laviers (weer bij Saucourt) waar ze nu wel wonnen tegen Karloman (Hludwig was juist gestorven) en de Franken. In 884 werden 12.000 zilveren ponden als losgeld voor de vrede betaald door de Franken aan de denen, die daarop vertrokken naar Bonen (Boulogne) Leuven en Engeland.

Rorik (Roricus) was de broer van Harald die Zeeland in leen had van Lothar. Uit de annalen blijkt vooral dat de streek van Vlaanderen-Zeeland-Brabant een twistgebied werd tussen de West- en Oostfranken en dat de denen (Vlamingen Saksen Friezen) hier opportuniteiten zochten door de ene keer het westen en de andere keer het oosten te vriend te houden. Hludwig de Vrome ontdekte bijvoorbeeld dat Friezen hulp boden aan andere denen en omgekeerd. Hij vond de Friezen daardoor laks of onbetrouwbaar.

 

iAnnales Vedastini (jaar 881): Rex quoque adunato exercitu in pago Camaracensium venit castrumque sibi statuit in loco qui dicitur Strum, ad debellationem Danorum.Nortmanni hoc cognoscentes, Gandavum rediere, suisque reparatis navibus terra marique iter facientes, Mosam ingressi sunt, et in Haslao sibi sedem firmant ad hyemandum.

iiLot Ferdinand, Gormond et Isembard. Recherches sur les fondements historiques de cette épopée. In Romania 1898 pp. 1-54

iiiZie artikel Pierre Leman - Germaine Leman-Delerive, Etrun-sur-Escaut (F): retranchement gaulois et forteresse carolingienne. In Lodewijckx Marc, Archaeological and historical aspects of West-European societies: album amicorum André Van Doorselaer Leuven University Press, 1996 p. 84

ivAnnales Vedastini (jaar 881): ...Rex quoque, adunato exercitu, in pago Camaracensium, venit castrumque sibi statuit...

vAnnalen van Sint-Bertin bij het jaar 881.

 

Besluit

Het is gemakkelijk aan te nemen en te begrijpen dat deze slag er slechts één van de vele was in het oorlogvoeren op de West-Europese laagvlakte. Hier streden heel veel denen (Vlamingen, Saksen, Friezen) samen met hun wiking-geworden familie, vluchtend en terugkerend, voor de streken van hun voorouders. Maar zelfs met de overwinning, konden de Franken de macht niet zomaar verwerven en moesten ze akkoorden sluiten met de 'heidenen'. Dezelfde heidenen snapten op de duur ook wel dat 'zich laten dopen' een goede politiek zet was. Uiteindelijk haalden de Karolingers en hun opvolgers het van de niet-christenen. Allen die van kamp veranderden door zich te laten dopen, konden ook carrière maken binnen het feodale systeem van de nieuwe machthebbers.


De tekst

Origineel (negende eeuw)
Oudste woorden gevonden in Nederlandse woordenboeken
Nederlands (letterlijk)
Mijn Nederlandse vertaling


1 Einan kuning uueiz ih.

Enen kunink weet ik.

Een koning weet ik.

Ik ken een koning.

Heizsit her Hluduig.

Heizet (h)er Hludwig.

Heet hij Hludwig.

Hludwig heet hij.

2 Ther gerno gode thionot.

Die gerne gode dienet.

Die gaarne God dient.

Die graag God dient.

Ih weiz her imo-s lonot.

Ik weet (h)er (h)ems lonet.

Ik weet hij hem loont.

Ik weet dat het hem loont.

3 Kind uuarth her faterlos.

Kind werd (h)er vaderloos.

Kind werd hij vaderloos.

Als kind verloor hij zijn vader.

Thes uuarth Imo sar buoz.

Des werd em ser buota.

Des werd hem zeer boete.

Daarom was dit voor hem een grote boetedoening.

4 Holoda Inan truhtin.

Hōlde (h)em druhtin.

Haalde hem Heer.

Riep hem de Heer.

Magaczogo uuarth her sin.

Magetoger werd (h)er sin.

(Mage, maagd of jongeling)

Maagdvoogd werd hij zijn.

God werd zijn maagdvoogd (jeugdopleider).

5 Gab her imo dugidi.

Gaf (h)er (h)em deugde.

Gaf hij hem deugd.

God gaf hem deugdelijkheid.

Fronisc gi-thigini.

Vronische gi thigini.

Heer-lijke gedegene

Volgelingen (manschappen) van de Heer.

6 Stuol hier In urankon.

Stoel hier in vranken.

Stoel hier in Franken.

De troon hier in Frankenland.

So bruche her es lango.

So bruke (h)er (h)et lange.

Zo bruike hij het lange.

Dat hij lang op die troon mag zitten.

7 Thaz gi-deilder thanne.

Dat gedeilde er dan.

Dat gedeelde hij dan.

Dat (rijk) verdeelde hij dan.

Sar mit karlemanne.

Saer met karlemanne.

Beminnelijk met karleman.

Op een goede manier met karleman.

8 Bruoder sinemo.

Broeder sinem.

Broeder zijne hem.

Zijn broer.

Thia czala uuuniono.

Die tale wonne.

Die talrijke wonne.

De grote vreugde.

9 So thaz uuarth al gendiot.

So dat werd al gendet.

Zo dat werd al geëindigd.

Zo werd dat helemaal geëindigd.

Koron uuolda sin god.

Keuren wilde sin god.

Keuren wilde zijn god.

Zijn god wilde hem beproeven.

10 Ob her arbeidi.

Of (h)er arbeide.

Of hij arbeidde.

Of hij werkte voor Hem.

So Iung tholon mahti.

So junk tholon mahti.

Zo jong dolen mocht hij.

Zo jong al moest hij lijden.

11 Lietz her heidine man.

Liet (h)er heidene man.

Liet hij heidense mannen.

Liet hij heidense mannen.

Ober seo lidan.

Over zee lithan.

Over zee lijden.

Sterven over zee.

12 Thiot urancono.

Thiet vrankene.

Diet Franken.

Het volk van de Franken.

Manon sun-diono.

Manen sondighen.

Manen zondigen

Vermaant (hij) de zondaars.

13 Sume sar uer-lorane.

Som ser verlorene.

Sommige zeer verloren

Sommigen waren helemaal verloren.

Uuurdun sum erkorane.

Werden som erkorene.

Werden sommige verkoren.

Sommige werden uitverkoren.

14 Haranskara tholota.

Harmskara tholoda.

Schadezorg dulden.

Zij moesten een straf verdragen.

Ther er misselebeta.

Ther eer misse leefde.

Die eer mis leefde.

Hij die vroeger fout leefde.

15 Ther ther thanne thiob uuas.

Ther ther thanne dief was.

Die daar dan dief was

(Hij) die daar dan dief was.

Ind er thanana ginas.

End er dana na genas.

En hij daarna van dat genas.

En hij die zich daarvan daarna bekeerde.

16 Nam sina vaston.

Nam sina vasten.

Nam zijn vasten.

Nam zijn christelijke boetedoening.

Sidh uuarth her guot man.

Sihtn werd (h)er guot man.

Sinds werd hij goed man.

Sindsdien werd hij een goede man.

17 Sum uuas luginari.

Sum was lueghenare.

Sommige was leugenaar.

Sommige waren leugenaar.

Sum skachari.

Sum scackere.

Sommige schaker.

Sommige rover.

18 Sum fol loses.

Sum fol loses.

Sommige vol loos.

Sommige vol met valsheden.

Ind er gi-buozta sih thes.

End er boete sih des.

En hij boette zich des.

En hij boette daarvoor.

19 Kuning uuas er-uirrit.

Kunink was er (ge)uerret.

Koning was hij ververd.

De koning had zich verwijderd.

Thaz richi al girrit.

Dat rike al geïrret. (geïrret, heidens verdwaald)

Dat rijk al irre(t).

Het rijk (was) helemaal verdwaald.

20 Uuas er-bolgan krist.

Was verbolgen christ.

Was verbolgen Christus.

Christus was verbolgen.

Leidhor thes Ingald iz.

Leider daarom ontgold iz.

Leider daarom ontgolden is

Helaas moest het (rijk) daarvoor boeten.

21 Thoh er-barmedes Got.

Doh erbarmede God.

Doch erbarmende God.

Maar God had erbarmen.

Uuisser alla thia not.

Wisker alle die not.

Wiste al die nood.

Wiste al hun nood.

22 Hiez her hluduigan.

Hiet (h)er hludwigen.

Heette hij Hludwig.

Hij gebood Hludwig.

Tharot sar ritan.

Tharut ser ridan.

Daaruit zeer reden.

Vandaar reden ze vlug weg.

23 Hluduig kuning min.

Hludwig kunink min.

Hludwig koning mijn.

Hludwig, mijn koning.

Hilph minan liutin.

Help minan liuten.

Help mijnen lieden.

Help mijn lieden.

24 Heigun sa north-man.

Egen de noordman.

Tegen de noordman.

Tegen de noordmannen.

Harto bi-duuungan.

Hart to bithwingan.

Hard te bedwingen.

Moeilijk te bedwingen.

25 Thanne sprah hludvig.

Thanne sprak hludwig.

Dan sprak Hludwig.

Dan sprak Hludwig.

Herro so duon ih.

Here, zo duon ih.

Here, zo doe ik.

Heer, zo zal ik het doen.

26 Dot ni rette mir iz.

Dot ne redde mi et.

Dood ne red mij het.

Tenzij de dood mij dit niet gunt.

Al thaz thu gibiudist.

Al dat du gebiedest.

Al dat u gebiedt.

Alles dat u gebiedt.

27 Tho nam her godes urlub.

Thuo nam (h)er godes oerlof.

Toen nam hij godes verlof.

Toen vertrok hij met Gods toestemming.

Huob her gundfanon uf.

Hief (h)er gundfane up.

Hief hij gondvaan op.

Hief hij de strijdvaan op.

28 Reit her thara in urankon.

Reithe (h)er thar in vranken.

Reed hij daar in Franken.

Reed hij daar in het Frankenrijk.

Ingagan north-mannon.

Egen northmannen.

Tegen noordmannen.

De noordmannen tegemoet.

29 Gode thancodun.

Gode dankten.

God dankten.

God dankende.

The sin bei-dodun.

The sin beideden.

De zijnen beidden.

De zijnen wachtten.

30 Quadhun al fro min.

Kwaden al fro min.

Zegden al Heer mijn.

Zegden al: mijn Heer.

So lango beidon wir thin.

So lango beidan wi thin.

Zo lang beiden wij u.

Zo lang wachten we op u.

31 Thanne sprah luto.

Thanne sprac lude.

Dan sprak luid.

Dan sprak luid.

Hluduig ther guoto.

Hludwig ther guodi.

Hludwig de goede.

Hludwig de goede.

32 Trostet hiu gi-selleon.

Trostet iu gezellen.

Troost u gezellen.

Troost u gezellen.

Mine not-stallon.

Mine noodstallen

Mijn noodwezens.

Mijn mensen die mij helpen in nood.

33 Hera santa mih god.

Hiera santa mi god.

Hier zond mij god.

God zond mij naar hier.

Ioh mir selbo gibod.

Joh mir zelve gebot.

Ja mij zelf gebood.

Hij gebood het mij.

34 Ob hiu rat thuhti.

Of iu rat thuhte.

Of uw raad duchtte.

Of ik naar uw raad wil luisteren.

Thaz ih hier ge-uuhti.

Dat ih hier gevohte.

Dat ik hier vechte

Dat ik hier vecht.

35 Mih selbon ni sparoti.

Miselben niet sparde.

Mijzelf niet spaarde.

Mijzelf wil ik niet sparen.

Un-c ih hiu gi-neriti.

Tot ih iu (ge)nereta.

Tot ik u nere.

Tot ik u redde.

36 Nu uuill ih thaz mir uolgon.

Nu wil ih dat mi volgen.

Nu wil ik dat mij volgen.

Nu wil ik dat iedereen mij volgt.

Alle godes holdon.

Alle godes helden.

Al gods helden.

Al wie trouw is aan God.

37 Gi-skerit ist thiu hier-uuist.

Gescert is die hier wist.

Geordend is die hier wist.

Gered is hij die hier bewust van is.

So lango so uuili krist.

So lango so wil krist.

Zo lang zo wil Christus.

Zolang Christus het zo wil.

38 Uuili her unsa hina-uarth.

Wil (h)er unsa henevart.

Wil hij onze heenvaart.

Wil hij onze dood.

Thero habet her giuualt.

Derover havet her giwalt.

Daarover heeft hij geweld.

Daarover heeft hij macht.

39 So uuer so hier In ellian.

So wi so hier in (h)elen.

Zo wie zo hier in helen.

Zeker wie hier met veel geestdrift.

Gi-duot Godes uuillion.

(Ge)doet godes wille.

Doet godes wil.

Gods wil doet.

40 Quimit he gi-sund uz.

Cumet he gisunt ut.

Komt hij gezond uit.

Die komt er heelhuids van af.

lh gi-lonon imoz.

Ih gelone em.

Ik loon hem.

Ik beloon hem.

41 Bilibit her thar Inne.

Belibet (h)er thar Inne.

Blijft hij daar in.

Sterft hij in de krijg.

Sinemo kunnie.

Sinem kunne.

Zijn geslacht.

Dan (beloon ik) zijn familie.

42 Tho nam her skild Indi sper.

Tho nam her skild Ende sperre.

Toen nam hij schild en speer.

Toen nam hij schild en speer.

Ellianlicho reit her.

Helenlijke reithe her.

Helenlijk reed hij.

Geestdriftig reed hij.

43 Uuuolder uuar er-rah-chon.

Wolde war veraken.

Wilde waar verhaken.

Wilde het ware hechten.

Sina uuidar-sah-chon.

Sina widersaken.

Zijn wederzaken.

(Aan) zijn tegenstanders.

44 Tho ni uuas iz buro-lang.

Tho ne was et buere lang.

Daar ne was het bijster lang.

Toen duurde het niet echt lang.

Fand her thia north-man.

Vand her die northman.

Vond hij die noordman.

Vond hij die noordmannen.

45 Gode lob sageda.

Gode lof sagende.

God lof zeggende.

God lovende.

Her sihit thes her gereda.

Her sihet thes zijn (ge)rede.

Hij ziet daardoor zijn rede.

Hij ziet daardoor zijn gelijk

(wat met Gods wet overeenkomt).

46 Ther kuning reit kuono.

Ther kunink reith koene.

De koning reed koen.

De koning reed moedig.

Sang lioth frano.

Sang lied frano.

Zong lied vroon.

Zong zijn lied voor de Heer.

47 Joh alle saman sungun.

Ja, alle saman sungen.

Ja, allen samen zongen.

En allen zongen samen.

Kyrie leison.

48 Sang uuas gi-sungan.

Sang was gesongen.

Zang was gezongen.

Toen het lied was gezongen.

Uuig was bi-gunnan.

Wig was begunnen.

Strijd was begonnen.

Startte de strijd.

49 Bluot skein In wangon.

Bluot schein Op wangon.

Bloed scheen op wangen.

Bloed scheen op de wangen.

Spilodun ther urankon.

Spilden ther vranken.

Verspild der Franken.

Verkwist door de Franken.

50 Thar uaht thegeno gelih.

Thar voht degen gelich.

Daar vocht degen gelijk.

Iedere strijder vocht er evenveel.

Nich ein soso hludvig.

Niet ein so so hludwig.

Niet een zo zo Hludwig.

Maar niet één zoals Hludwig.

51 Snel Indi kuono.

Snel Ende koene.

Snel en koen.

Snel en dapper.

Thaz uuas Imo gekunni.

Dat was Em gekunne.

Dat was in zijn kunne.

Dat zat in zijn familie.

52 Suman thuruh-skluog her.

Som man thuro-slog her.

Sommige man door sloeg hij.

Sommigen doorkliefde hij.

Suman thuruh stah her.

Som man thuro stac her.

Sommige man door stak hij.

Sommigen doorstak hij.

53 Her skancta ce hanton.

Her scincte te handen

Hij schonk te handen.

Hij schonk met zijn handen.

Sinan fianton.

Sina viande.

Zijn vijanden

Zijn vijanden.

54 Bitteres lides.

Bitteres liden

Bitter lijden.

Bitter lijden.

So uue hin hio thes libes.

So we hin hio thes live.

Zo wee hen hij des lieve.

Daarom voor hen de pijn voor hem het lieve.

55 Gelobot si thiu godes kraft.

Gelovet si thiu godes kracht.

Geloofd zij die kracht Gods.

Geloofd zij Gods kracht.

Hluduig warth sigihaft.

Hludwig werd sigi haft.

Hludwig werd zege haft.

Aan Hludwig bleef de zege hechten.

56 (I)oh allen heiligon thanc.

Ja allen heilligon thanc.

Ja alle heiligen dank.

Ja, dank aan alle heiligen.

Sin uuarth the sigi-kamf.

Sin wart the sigikamp.

Zijn werd de zegekamp.

De overwinning was voor hem.

57 [U]uolar abur hludvig.

Woel over hludwig.

Lawaai over Hludwig.

Men juichte voor Hludwig.

Kuning u[nser?] salig.

Kunink onser salig.

Koning onzer zalig.

Onze zalige koning.

58 [Joh] garo so ser hio was.

Ja gare so ser hio was.

Ja gare zo zeer hij was.

Ja, vlug gevechtsklaar was hij.

So uuar so ses thurft uuas.

So war so sines durft/drift was. (durft, behoefte)

Zo waar zo zijn durf (drift) was.

Dit is zo waar als zijn durf echt was.

59 Gehalde inan truhtin.

Bihalde (h)em druhtin.

Behoud hem drochten.

(Be)houd hem Heer.

Bi sinan ergrehtin.

Bi sinan gherechten.

Bij zijn gerechten.

Omwille van zijn deugdzaamheden.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb